Posts tonen met het label Geschiedenis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Geschiedenis. Alle posts tonen

zondag 27 februari 2022

De reis van onze genen

KRAUSE, J. & T. TRAPPE, De reis van onze genen. Onze geschiedenis en die van onze voorouders. (Vert. Die Reise unserer Gene. Eine Geschichte über uns und unsere Vorfahren, 2019) Nieuw Amsterdam, 2020, 285 pp. – ISBN 978 90 468 2681 2

Waar komt lepra vandaan? Hoe komt het dat de oorspronkelijke bewoners van Noord- en Zuid-Amerika nauwer verwant zijn aan de Europeanen dan aan Aziaten? Waarom werden de Kelten en Germanen door de Romeinen ‘melkdrinkers’ genoemd? Hoe komt het dat het Nederlands tot dezelfde taalfamilie behoort als het Koerdisch?

Met behulp van de archeogenetica kunnen deze en andere vragen met grote zekerheid beantwoord worden. Die nieuwe discipline leverde reeds gigantisch veel kennis op over het verre verleden van mensen. In oeroude menselijke beenderen vindt men niet alleen het genetisch profiel van de overledenen, maar is ook te zien hoe hun erfelijke eigenschappen zich hebben verspreid. 

In dit boek wordt u ondergedompeld in het intrigerende verhaal van de drie grote migratiegolven die sinds de oertijd een stempel op Europa hebben gedrukt en die het fundament hebben gelegd voor de westerse wereld. 

Het Europese DNA leert dat de Neanderthaler na de laatste grote ijstijd het onderspit moest delven tegen de moderne mens. Deze oorspronkelijke Europese jagers-verzamelaars werden vervolgens ongeveer 8000 jaar geleden gemarginaliseerd en verdreven door immigrerende landbouwers uit Anatolië. En in datzelfde DNA vindt men tevens sporen van een derde immigratiegolf, dit keer van steppebewoners uit de Vruchtbare Sikkel. 

Het DNA van de begraven mensen geeft bovendien een inkijk in de toenmalige leefgewoontes en -omstandigheden. Zo bracht de derde migratiegolf een omslag teweeg in het voedingspatroon van de bevolking, namelijk de consumptie van zuivel. Zo is een aanzienlijk deel van de Noord-Europese bevolking lactosetolerant maar niet in Zuid-Europa. Na de laatste migratiegolf werd de structuur van de samenleving duidelijk hiërarchisch en patriarchaal. De bevindingen van de archeogenetica verhelderen bovendien hoe en wanneer de huidige Europese talen zich over Europa en Azië hebben verspreid. 

De mobiliteit van de vroege mens bracht vooruitgang en technologische ontwikkeling, maar had ook een prijs. Genetische analyses brengen de oorsprong van infectieziekten zoals de pest, de pokken, syfilis, lepra vrij nauwkeurig in verband met de vroege immigratiegolven. We weten nu dat de pest veel vroeger in Europa is gekomen dan gedacht. En er zijn harde aanwijzingen dat de Europese rode eekhoorn de gastheer was van de leprabacil.

De archeogenetica laat zien dat mensen met ‘zuivere’ Europese wortels niet bestaan en waarschijnlijk ook nooit bestaan hebben. We hebben allemaal een migratieachtergrond en onze genen getuigen hiervan.

De reis van onze genen is een razend interessant werk met een degelijk onderbouwde inhoud en verzorgde vormgeving. Johannes Krause is wereldwijd een van de bekendste deskundigen op het gebied van de archeogenetica. Van zijn kennis en inzichten heeft de journalist Thomas Trappe een zeer onderhoudend en intrigerend relaas gemaakt. Dat moest blijkbaar bondig zijn, maar voor mij mocht het gerust veel uitgebreider. 

© Minervaria


donderdag 29 juli 2021

De gouden draad


St CLAIR, K., De gouden draad. Hoe stoffen geschiedenis schrijven. (Vert. The Golden Thread, 2018)  A’dam, Meulenhoff Boekerij, 2019, 393 pp. – ISBN 978 90 290 9333 0

Kleding, beddengoed, gordijnen, tafellakens, vloerbedekking. We staan er zelden bij stil, maar wij leven tussen stoffen. Onze taal is doorweven met uitdrukkingen die naar textiel verwijzen, zoals ergens garen bij spinnen, de draad kwijt raken, een steek los hebben.

Het belang van textiel reikt echter veel verder. Stoffen hebben de wereld veranderd. Ze speelden een essentiële rol in de menselijke geschiedenis. En dat toont Kassia St Clair in haar vlot leesbare boek met verve aan.

We moeten ons beeld van onze voorouders, jagend in dierenpelzen, bijstellen. De mens beschikte veel vroeger over de technologie om plantenvezels tot stoffen te weven dan algemeen gedacht. Archeologische opgravingen leverden de resten op van geweven stoffen die minstens 30.000 jaar oud zijn.

Uit de Oudheid zijn uiteraard veel meer resten overgebleven. Stoffen waren arbeidsintensieve en hoogtechnologische producten en dus luxegoederen en statussymbolen bij uitstek. Ze waren dan ook lucratieve handelswaar. Zo lag de handel in zijde uit China aan de basis van de opkomst en bloei van de culturen in Klein-Azië en het Midden-Oosten.

Met hun wollen zeilen hadden de Vikingen een voorsprong op zee en waterwegen. Daarmee konden ze tot diep in het huidige Rusland doordringen en nederzettingen te stichten in Groenland en het huidige Noord-Amerika. In de middeleeuwen werd de bloeiende Engelse wolhandel ingezet in de politieke machinaties en gebiedsbetwistingen tussen de verschillende Noord-Europese machthebbers.

Frankrijk en Venetië voerden zelfs heuse kantoorlogen. Kant, een onpraktisch materiaal uit linnen, was immers een luxeproduct om rijkdom, goede smaak en rang te etaleren. Tot ver in de 18e eeuw waren er overigens overal wetten en bepalingen die voorschreven hoe iemand zich moest of niet mocht kleden volgens rang en stand.

Het bewerken van stoffen was in alle culturen traditioneel vrouwenwerk. Het vereiste zeer veel inspanning, tijd en kundigheid. De achteloosheid waarmee wij tegenwoordig met kleding omgaan zou onze voorouders met afgrijzen vervuld hebben, De meeste mensen droegen hun kleren tot ze versleten waren, want stoffen en textiel waren kostbaar. Mode was alleen voor de rijken.

Katoen, de vierde natuurlijke vezel, was inheems in Afrika en Azië. Nadat de Europeanen in de 18e eeuw het comfort ervan ontdekt hadden, werd het de belangrijkste stof in het Westen. Het succes van katoen lag aan de basis van de internationale slavenhandel. Katoen vormde ook de stimulans tot mechanisatie, en daarmee de industriële revolutie.

De opkomst van synthetische vezels en stoffen in de tweede helft van de 20e eeuw maakte het mogelijk om de horizon verder te verleggen. Alpinisme, ruimtevaart en recordprestaties in de sport zouden niet mogelijk zijn zonder hoogtechnologisch textiel. Aan de opkomst daarvan zijn echter ook serieuze nadelen verbonden. De verwerking en vervaardiging gebeurde met gevaarlijke, ziekmakende chemische stoffen. Synthetische vezels legden ook de basis van fast fashion of wegwerpmode. Behalve een ramp voor het milieu, steunt ze op de uitbuiting van werknemers in lageloonlanden.

Intussen is de zoektocht naar duurzaam textiel ingezet. Recent is men erin geslaagd om kunstvezels te vervangen door natuurlijke vezels van dierlijke oorsprong zoals spinnenzijde. Deze ontwikkeling verkeert echter nog in een pril stadium en de toepassingsmogelijkheden moeten nog onderzocht worden.

In De gouden draad leert u uiteraard nog veel meer over de rol en betekenis van textiel voor de menselijke geschiedenis. Haar overzicht is uiteraard niet volledig, maar dat was ook niet de bedoeling van Kassia St Clair. Ze heeft zich beperkt tot de thema’s en kruispunten die illustratief zijn voor de betekenis van stoffen in onze geschiedenis.

Het resultaat is een degelijk gedocumenteerd en toch zeer leesbaar geschreven werk, dat zich laat lezen als een roman. Het kon mij van begin tot einde boeien.

© Minervaria


dinsdag 29 juni 2021

De geschiedenis van de slavernij

HARRISON, D., De geschiedenis van de slavernij. Van Mesopotamië tot moderne mensenhandel. (Vert. Slaveriets Historia, 2015) Utrecht, Uitg. Omniboek, 2020, 704 pp. - ISBN 9789401916233

In 2015 werd in een dorpje in Noord-Engeland een geboeid menselijk skelet aangetroffen. Hoogstwaarschijnlijk gaat het om een slaaf uit de Romeinse tijd. Het skelet vertoonde ernstige letsels en er zijn aanwijzingen gevonden dat de man een fysiek zwaar leven heeft geleid.

In de Romeinse tijd was slavernij een essentieel element van het economisch en sociaal systeem. Tegenwoordig is dit niet meer zo en gelukkig is het zelfs ondenkbaar, maar toch zijn er nog veel slaven op aarde. Als we slavernij willen uitroeien, moeten we het systeem bestuderen en de geschiedenis ervan doorgronden zegt Dick Harrison, professor geschiedenis aan de universiteit van Lund.

Slavernij is waarschijnlijk van alle tijden en kwam over de hele wereld voor. De oudste geschreven bronnen uit Mesopotamië vermelden reeds een bloeiende slavenhandel en slavernij. De voornaamste oorzaken zijn oorlog en armoede. Krijgsgevangenen werden ingezet als goedkope arbeidskrachten, mensen met schulden moesten deze delgen door zichzelf en hun gezin te verkopen. Kinderslavernij werd overigens pas in 1976 overal verboden.

Harrison beschrijft omstandig hoe de slavenhandel en slavernij tot voor kort op alle continenten integraal deel uitmaakte van de samenleving. Alleen Noord-West Europa bleef er vrij vroeg van gevrijwaard. Dit belette niet dat de Europeanen nog ettelijke eeuwen overal ter wereld actief waren in de branche. Alle Europese naties van enige betekenis wierpen zich op de slavenhandel. Er was enorm veel geld mee te verdienen.

Ons beeld van de slavernij steunt vooral op wat ons is overgeleverd over de ellende op de plantages in het Amerikaanse zuiden. Maar de studie van Harrison leert dat slavernij verschillende gezichten heeft. Zo was slavernij in de islamitische wereld en in Zuid-Oost Azië helemaal ingeburgerd in de samenleving. Slaven waren er niet zozeer werkvee maar statussymbolen. Ze konden zeer hoge posities bekleden. Ook in de pre-columbiaanse samenlevingen hadden slaven niet per definitie een ellendig leven.

Afrika werd het zwaarst getroffen. In de dertiende eeuw reeds deden Arabieren en Berbers gouden zaken met de slavenhandel in de Sahara. Ze speelden in op het slavensysteem dat reeds in Afrika bestond. In de 16e eeuw deden de Europeanen hetzelfde. Het was een kwestie van vraag en aanbod. De lucratieve transatlantische slavenhandel vanaf de zestiende eeuw tussen Afrika en Amerika teerde op de levendige Afrikaanse slavenhandel.

In een uitgebreid hoofdstuk fileert Harrison de transatlantische slavenhandel vanaf de zestiende eeuw. Een gedetailleerd beeld van de procedure, de verkopers en de kopers geeft u een idee van de omvang en complexiteit van de handel. Hij besteedt ruim aandacht aan de behandeling van de slaven aan boord van een slavenschip en het ellendige lot van de slaven op de plantages. Hij geeft wel verschillende aangrijpende voorbeelden van de meedogenloze behandeling van slaven, zowel in het strafbeleid als in het dagelijkse leven.

Niet alle slaven ondergingen hun lot lijdzaam. Sommigen vluchtten of kwamen in opstand en vormden eigen gemeenschappen van marrons, die met regelmaat de gang van zaken kwamen verstoren.

De opkomst van het abolitionisme (cf. Bevrijd de slaven) in de tweede helft van de 18e eeuw gaf de doodsteek aan de transatlantische slavenhandel. Een voor een trokken landen zich terug uit de slavenhandel. Die werd in de loop van de 19e eeuw in de meeste landen ook verboden. Er waren echter gebieden waar de slavernij juist erger werd, onder andere in Latijns-Amerika en de Caribische gebieden.

Vooral in Afrika was de 19e eeuw veel verschrikkelijker dan voorgaande. Er was zeer veel vraag naar slaven voor de Afrikaanse plantages. Slavenraids in Centraal-Afrika leidden tot een spiraal van geweld en een demografische catastrofe. Het uitroeien van de slavenhandel en slavernij in Afrika verliep niet zonder slag of stoot. Tot ver in de 20e eeuw waren er nog slavenmarkten. Zo waren de ontelbare burgeroorlogen in sommige Afrikaanse landen zoals Soedan koren op de molen van de slavenhandelaars.

De geschiedenis van de slavernij biedt ook een genuanceerd beeld van de invloed van de koloniale mogendheden. De Europese kolonisatie zette wel een rem op de bestaande uitgebreide slavernij, maar de Europeanen gebruikten zelf de Afrikaanse bevolking als slaven. Al zegt Harrison het niet met zoveel woorden, volgens mij legt hij daarmee de vinger op een belangrijke oorzaak van de aanhoudende problemen in Afrika.

De groei van de moderne markteconomie en monetaire economie en de opkomst van sterke staten was echter een uitdaging voor het slavernijsysteem. De behoefte aan traditionele slavenhandel is afgenomen. Slaven worden overal ter wereld vervangen door goedkope gastarbeiders. Maar ook vandaag gaan in Europa en Amerika bepaalde vormen van slavernij nog door. Men noemt het alleen niet meer slaven-, maar mensenhandel. Zo zitten tegenwoordig duizelingwekkende aantallen jonge vrouwen vast in de gedwongen prostitutie.

In een pakkende epiloog maakt Harrison de balans op. Er is wereldwijd nog steeds onrustbarend veel slavernij en slavenarbeid. Naar schatting zijn er nog 12-13 miljoen slaven op de wereld. Het is verkeerd om slavernij voor te stellen als een economisch probleem, zegt hij. Slavernij gaat om vermeende superioriteit en minachting jegens diegenen die het slechter getroffen hebben. En de ongelijkheid en minachting worden gevoed door racisme.

Daaruit valt een belangrijke les te trekken. Slavernij verdwijnt niet vanzelf, maar moet uitgeroeid worden door de wortels te rooien. Hoe onrealistisch ook, oorlog en armoede moeten de wereld uit. Alleen West- en Noord-Europa hebben de slavernij op eigen kracht overwonnen. Het is jammer dat Harrison dit thema niet uitwerkt, maar dit lag natuurlijk buiten het opzet van zijn boek.

Dit lijvige werk is een samenvatting van een reeds vroeger verschenen trilogie. Het is grondig uitgewerkt en gedocumenteerd en daardoor zeer leerzaam en informatief. Het geheel is echter niet echt overzichtelijk uitgewerkt. Zo behandelt Harrison de slavernij in Zuid-Oost Azië bijna integraal in het hoofdstuk over de opstandige marrons. Er gaat ook buitensporig veel aandacht naar voor de doorsneelezer minder relevante details, zoals plaats- en persoonsnamen. Ik miste duiding van de feiten in een groter geheel.

De Nederlandse vertaling stelde mij echter teleur. De leesbaarheid lijdt onder stroeve zinnen en woordvolgorde.

© Minervaria

zondag 9 mei 2021

Werk. Een geschiedenis van de bezige mens

 

SUZMAN, J., Werk. Een geschiedenis van de bezige mens – van de oertijd tot het heden. (Vert. Work, 2020) Uitg. Thomas Rap, 2020, 447 pp. – ISBN 978 94 004 0726 8

Werkgelegenheid en tewerkstelling zijn altijd een hot topic in de politiek. Alleen een ernstige gezondheidscrisis of oorlog kunnen het thema uit het nieuws verdringen. Werken bepaalt onze identiteit, onze vooruitzichten, onze sociale status, onze contacten en verschaft ons eigenwaarde. Wie niet werkt wordt gezien als profiteur, zielig, of lui.

Dit is echter niet altijd zo geweest. Gedurende het grootste deel van de menselijke geschiedenis maakten onze voorouders zich niet zo druk om werk. En dit geldt ook nu nog bij de schaarse overgebleven jager-verzamelaars zoals de Khoisan en de Inuit. Hoe is dat te verklaren? En hoe is de verhouding van de mens tot werk geëvolueerd?

Op het fundamenteelste niveau is werk altijd een vorm van energieoverdracht. Alle levende organismen werken. Ze gaan actief op zoek naar energie en verwerken deze specifiek om te leven, te groeien en zich voort te planten. Sommige soorten, zoals vogels met intensieve nestbouw, gaan er wel heel spilziek mee om. Inzake energieverspilling spant de mens echter de kroon. Hoe valt dit te verklaren?

Suzman bestudeert de plaats van werk in het bestaan van Homo Sapiens vanuit een sociaal-antropologische invalshoek. Hij duikt in de verre geschiedenis van de mens en reconstrueert hoe de mens doorheen de prehistorische evolutie geleidelijk een energiebom werd. Daarin zijn een paar cruciale ontwikkelingen te onderscheiden.

Het eerste kruispunt is het moment waarop mensen leerden het vuur te beheersen. Daarmee spaarden ze energie om warm te blijven en ze haalden meer energie uit voedsel. Zo werden hun hersenen steeds beter van brandstof voorzien. Zo kon de mens zich geleidelijk meer bezighouden met activiteiten die niet onmiddellijk met overleven te maken hadden.

De uitvinding van de landbouw kunnen we beschouwen als de belangrijkste revolutie in de relatie van de mens tot werk. Alhoewel aanvankelijk slechts met mondjesmaat, leverde landbouw energie-overschot. Naarmate agrarische samenlevingen productiever werden, gingen mensen paradoxaal genoeg steeds meer werken. Er was immers veel meer werk nodig om die grote en complexe landbouwsamenlevingen op te bouwen en in stand te houden.

Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van arbeid begon toen landbouwsamenlevingen zulke grote voedselvoorraden produceerden dat ze grote stedelijke bevolkingen konden onderhouden. Nieuwe vaardigheden werden belangrijk, er ontstonden nieuwe beroepen en ambachten. Stedelingen konden het zich bovendien veroorloven om meer energie te investeren in niet-productieve activiteiten, zoals het najagen van status, welzijn, plezier, macht. Zo groeiden ambitie, jaloezie, en het verlangen naar steeds meer.

Door de opkomst van massaproductie creëerde de industriële revolutie geleidelijk een onvoorstelbare overvloed aan materiële voorspoed. Hiervan profiteerden eerst de beter gesitueerden, later ook de gewone mens. Werken werd een middel om voorspoed te verwerven en zich van anderen te onderscheiden. In de huidige consumptiemaatschappij zetten marketing en reclame mensen aan om meer te kopen dan hun basisbehoeften. Daarvoor moeten ze dan weer meer werken.

Al dat overmatige werken blijft echter niet zonder gevolgen. Reeds in de vroege landbouwgemeenschappen leed de gezondheid onder het werk op de akkers. In de hoogtechnologische samenleving sterft een aanzienlijk aantal mensen door overwerk en stress.

De mentaliteit tegenover werk als noodzaak in de eerste landbouwgemeenschappen bepaalt blijkbaar nog steeds hoe ons huidig economisch leven georganiseerd wordt. De verhouding tussen menselijke arbeid en inspanning en beloning was al in de oudste landbouwsamenlevingen niet evenredig en ze wordt steeds schever. De ongelijkheid neemt verder toe. Automatisering maakt rijker wie al rijk is en de arbeider verliest het recht om zinvol werk te doen.

Hoe zal werk er in de toekomst uitzien? Zal de toenemende robotisering en automatisering onze relatie met werk veranderen en hoe? Volgens Suzman kunnen wij heel wat leren van de vroegere en huidige jager-verzamelaars bij wie hij ettelijke jaren doorbracht, en van de plaats die werk in hun leven inneemt.

Met Werk onderneemt u een boeiende tocht door de geschiedenis met enorm veel informatie over de processen die de ontwikkeling sturen van menselijke gemeenschappen en bezigheden. Suzman kiest bovendien een originele invalshoek: werk als energiemanagement.

Het betoog is stevig onderbouwd. De tekst is weliswaar niet altijd even toegankelijk, maar het geheel was de inspanning meer dan waard. 

© Minervaria


donderdag 11 februari 2021

De mens

 


PHILLIPS, T., De mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups. (Vert. Humans, 2018) A’dam, Thomas Rap, 2019, 301 pp – ISBN 978 94 004 0263 8

In 1977 voorspelde de directeur van de Digital Equipment Corporation, dat de computerbusiness altijd een nichehandel zou blijven, want: “Individuen hebben geen reden om thuis een computer te hebben.”

Minder lachwekkend was de voorspelling van de Britse premier Neville Chamberlain. Eind september 1938 zwaaide hij triomfantelijk met het Verdrag van München en verklaarde  dat de vrede nu gewaarborgd was. Geen jaar later viel Duitsland Polen binnen.

De hele menselijke geschiedenis laat zich volgens Tom Phillips lezen als een catalogus van miskleunen. Grote leiders en uitvinders hebben weliswaar schitterende prestaties geleverd, maar evenveel gekke figuren hebben er een compleet zooitje van gemaakt. De wereldgeschiedenis zit vol voorbeelden van de afgrijselijke vergissingen die we als soort hebben gemaakt. De mens beschikt blijkbaar over een ingebakken vermogen om keer op keer op rampzalige wijze de mist in te blijven gaan.

We kunnen het onze hersenen verwijten. Ze mogen ons dan wel in staat stellen tot grootse verwezenlijkingen, ze laten het op de meest onhandige ogenblikken afweten. We zien graag wat we willen zien en gaan ervan uit dat de dingen zijn zoals we ze verwachten. En we steken geen energie in het ontkrachten van onze eigen veronderstellingen. Al die cognitieve blunders stapelen zich op in de samenleving en leiden ertoe dat we steeds opnieuw dezelfde fouten blijven maken.

Tom Phillips spit de menselijke blundergeschiedenis uit vanaf de ontdekking van de landbouw tot de hoogtechnologische ontwikkelingen in onze tijd. De uitvinding en het succes van de landbouw ondersteunde de menselijke neiging om te denken dat we ongestraft grote veranderingen kunnen aanbrengen in de geografie van onze omgeving. Landbouw was echter de stap naar een aantal fundamentele miskleunen, zoals de verstoring van ecosystemen, milieuproblemen, overbevolking, financiële ongelijkheid en oorlogvoering.

Het is bijna niet te geloven wat er voor incompetente, bizarre autocraten heersten over grote gebieden in de wereld, zoals de eerste keizer van China. Sommige van die idiote sujetten zetten, onder het roepen van onsamenhangende dingen, de meest onzinnige en verwoestende oorlogen in gang. Hun overmoedige achterban ging er vaak van uit dat ze die lui wel in de hand konden houden.  

Het triomfantelijke kolonialisme, een ronduit slechte zaak, was een aaneenschakeling van kortzichtigheid en  incompetentie. Zo landde Columbus per ongeluk in Midden-Amerika omdat hij de verkeerde lengtematen gebruikte voor zijn tocht naar Azië.

Zelfs de democratie en de diplomatie, die algemeen als verstandige instellingen beschouwd worden, kennen hun rare kronkels. In theorie zijn ze een uitstekende uitvinding, maar in de praktijk blijken ze vaak onhandig en niet realistisch. Wat dacht u bijvoorbeeld van een labrador als verkozen burgemeester?  

Je zou denken dat mensen na al die miskleunen hun les wel geleerd zouden hebben. Niets is minder waar. De wetenschappelijke, technologische en industriële ontwikkelingen hebben de mensheid veel vooruitgang opgeleverd. Maar ze verschaften ook de mogelijkheid om de boel te verprutsen op een schaal die voorheen ondenkbaar was, aldus Tom Phillips. Zo zitten we nu opgescheept met zware milieuproblemen en klimaatverandering.

Al die misvattingen en fatale vergissingen brengen de nodige zorgen mee en ze moeten uiteraard serieus genomen worden. De cabaretier Tom Phillips, die ook wetenschappelijk geschoold is, bekijkt ze echter van een ongebruikelijke kant. Het eeuwige menselijke geklungel herbergt immers de nodige absurditeit.

Ironisch en spitsvondig hekelt hij het diep ingebakken vermogen van de mens om zichzelf consequent voor de gek te houden met verhalen en waanvoorstellingen over een glorieus verleden en de eigen daden. Zelfs eminente figuren sloegen de bal met enige regelmaat volledig mis. 

In De mens krijgt u een hoogst ongewone, verfrissende kijk geserveerd op het menselijke doen en laten. Het boek laat zich lezen als een amusante causerie met een schitterende afsluiting. Het was een en al genieten.

© Minervaria

donderdag 28 januari 2021

Grote verwachtingen

 

MAK, G., Grote verwachtingen. In Europa 1999-2019. Uitg. Atlas Contact, 2019, 557 pp. – ISBN 978 90 450 3977 0

In deze wereldomvattende crisis toont de Europese Gemeenschap zich vrij daadkrachtig in de bestrijding van het coronavirus. Europa maakt o.a. middelen vrij ter ondersteuning van de economie en onderhandelt over vaccins. Je zou haast vergeten dat in de voorbije twee decennia het Europese project talloze malen onder zware druk heeft gestaan.

Maar Geert Mak houdt ons bij de les. Bijna exact 20 jaar na zijn eerste boek over de geschiedenis van Europa, pakt hij uit met een lijvig vervolg. In een chronologisch overzicht maakt hij een grondige en genuanceerde analyse van de problemen en uitdagingen waarmee Europa in de eerste twee decennia van de 21e eeuw werd geconfronteerd.

Na de vliegende start van de eeuw, met de introductie van de euro, maakte het optimistische Europa een periode van snelle en diepgaande veranderingen door. De euforie van de eeuwwisseling deemsterde langzaam weg en maakte plaats voor desillusies. In Europa stapelde zich de ene crisis op de andere.

De muntunie plaatste de lidstaten voor onmogelijke opgaven. De globalisering zorgde voor het verlies van de kleinschaligheid en menselijke betrokkenheid. De overhaaste toetreding van de voormalige Oostbloklanden bleek een fiasco. De massale emigratie naar het Westen had dramatische gevolgen voor het thuisland en was koren op de molen van nationalistische en populistische partijen in het Westen.

Ze kregen nog meer munitie na de aanslag op de Twin Towers in New York. De islam en de moslims werden de nieuwe zondebok voor de achteruitgang van de lagere en middenklasse. De bloedige conflicten in Afrika en Klein-Azië zorgden daar bovenop voor een stroom vluchtelingen en migranten. Het Europese asielsysteem bleek een chaos. Ultrarechts spon er garen bij, Europa raakte steeds verder verdeeld.

Dan waren er nog de Griekse kredietcrisis, die de muntunie bedreigde, en de Oekraïense kwestie, die de wankele verstandhouding met Rusland zwaar op de proef stelde. De aanvankelijke Europese eensgezindheid begon te verwateren. Er was geen openheid ontstaan, maar een ondoorgrondelijk netwerk van natiestaten.

Het enthousiasme voor Europa ging tanen. De eenmaking van Europa was ondoordacht en inderhaast gebeurd, maar hield veel te weinig rekening met de realiteit. De nakende Brexit bracht andere landen op het idee om ook hun eigen weg te gaan. En na de verkiezing van Donald Trump in de VS verbrokkelde het Atlantisch bondgenootschap. In de nieuwe wereldorde stond Europa alleen.

In de eerste twee decennia van de 21e eeuw hing het Europese project meerdere malen aan een zijden draad. Dit roept een paar fundamentele vragen op. Kan er eigenlijk wel een Europese identiteit ontstaan in een continent met 60 talen en 40 landen? Kan Europa meer worden dan de optelsom van nationale democratieën?

In het laatste hoofdstuk maakt Geert Mak de balans op. Het is niet allemaal kommer en kwel. Op andere vlakken is de unie wel gegroeid en verstevigd. Het vertrouwen van de burgers in de Europese leiders is weer gestegen. We zitten echter wel in een gevaarlijke overgangsfase. De vraag is wat Europa daarin kan bieden.

Sedert de publicatie van dit boek is er weer heel wat veranderd. Voor het oplossen van de Brexit-crisis heeft Europa zich zeldzaam eensgezind getoond en voor de aanpak van de covidcrisis kijken de lidstaten toch weer richting Europa. Het lijkt wel een illustratie van de aloude vaststelling dat een gemeenschappelijke vijand de onderlinge solidariteit verhoogt. En de verkiezing van Joe Biden belooft een grondige ommekeer in de verzuurde relatie met de VS en het herstel van het Atlantische bondgenootschap.

Met Grote verwachtingen heeft Geert Mak alvast mijn verwachtingen over zijn boek ruim ingelost. Behalve het grondig uitgewerkte overzicht van de evoluties in Europa van 1999 tot 2019, vond ik er een zeer kritische en doordachte analyse van de meest verontrustende ontwikkelingen in het Europa van vandaag.

Hij stelt fundamentele vragen bij de doorgedreven neoliberale wending. De ontmanteling van de overheid en publieke diensten en de ongebreidelde groei van de ongelijkheid veroorzaakten. een zware teleurstelling en wantrouwen bij de doorsnee burger. Die leidden tot de uitholling van de traditionele politieke partijen en de opkomst van populisme en nationalisme. En hij fileert het nationalisme met zijn eenvoudige oplossingen, het gekoesterde slachtofferschap en de nostalgie naar een verleden dat nooit bestond.

Laat u niet afschrikken door het formaat van deze turf. De tekst is geschreven met een  journalistieke pen en is dus vlot te lezen. Grote verwachtingen is een boek om te lezen en opnieuw te lezen.

©  Minervaria

zondag 2 augustus 2020

Wat bomen ons vertellen


TROUET, V., Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld in jaarringen. (Vert. Tree Story: The History of the World Written in Rings, 2020) Tielt, Uitg. Lannoo, 2020, 296 pp. - ISBN 978 94 014 6675 2

Hebt u het al opgemerkt? Het snijvlak van een omgehakte boom staat vol concentrische cirkels. Hoe ouder een boom, des te dikker de stam en hoe meer cirkels. Ze worden jaarringen genoemd, omdat bomen ieder jaar zo’n ring vormen. De dendrochronologie telt en bestudeert deze jaarringen in bomen en houten voorwerpen.

Op het eerste zicht lijkt dit een vrij saaie bezigheid. Maar dit is het allerminst, wat Valerie Trouet betreft. En dat zult u geweten hebben. Gepakt en gezakt neemt ze u mee op haar avontuurlijke tochten naar verafgelegen en onherbergzame gebieden om er oeroude bomen te monsteren. En ze vertelt u hoe de dendrochronologie uit hun jaarringpatronen een schat aan informatie haalt.

Want die jaarringen leren ons heel wat. Hun samenstelling, vorm en dikte is immers afhankelijk van de omstandigheden waaronder de boom het afgelopen jaar verkeerde. Omdat een boom ieder jaar een nieuwe maakt, zijn jaarringen absoluut en op het jaar af nauwkeurig te dateren.

Bomen zijn dan ook ideale toegangswegen tot de reconstructie van het verleden. Ze kunnen zeer oud worden en blijven onder bepaalde omstandigheden prima bewaard, zelfs dood. Dank zij de dendrochronologie kennen we precies de jaren in het verre verleden waarin een aardbeving plaatsvond, een vulkaanuitbarsting, overstroming of andere natuurrampen.

Ook door de mens veroorzaakte rampen zijn in de jaarringen vastgelegd. Men is het er bijvoorbeeld over eens dat grootschalige ontbossing verantwoordelijk is voor een belangrijk deel van het broeikaseffect. Ontbossing is echter al heel lang bezig. Voor de kolonisatie door de mens waren de kale Paaseilanden en IJsland bedekt met bos.

De meeste pre-industriële samenlevingen maakten immers kwistig en voortdurend gebruik van hout om te bouwen, te koken en hun woningen te verwarmen en om kunstvoorwerpen te maken. Jaarringdatering van hout, gevonden bij opgravingen, maakt het mogelijk om archeologische vondsten zeer nauwkeurig te dateren. Zo levert de dendrochronologie tevens een essentiële bijdrage aan onze kennis over vroege menselijke nederzettingen, handelsroutes en historische gebeurtenissen.

Jaarringen van bomen verschaffen ons ook heel wat informatie over klimaatschommelingen in het verleden en de invloed ervan op ecosystemen en samenlevingen. De dendroklimatologie laat zien hoe samenlevingen in het verleden de invloed ondergingen van klimaatveranderingen. De bloei en het verval van het Romeinse Rijk werd, behalve door socio-economische factoren zoals corruptie, burgeroorlogen en invallen van de barbaren, bepaald door klimaatveranderingen. Ook de successen van Djenghis Khan en zijn veroveringstochten, de opkomst en verval van het Oeigoerse Rijk, de ondergang van de Maya-samenleving en van de Khmers in huidige Cambodja worden begrijpelijker als men ook klimatologische factoren in rekening brengt.

Kennis van de invloed van natuurrampen in het verleden kan ons bovendien helpen om toekomstige uitdagingen beter het hoofd te bieden. Zo kan herbebossing in de strijd tegen klimaatverandering vakkundig worden aangepakt. En kennis over aardbevingen in het verre verleden kan helpen om een aardbeving in de toekomst op te vangen.

Er valt uiteraard nog veel meer te leren in dit fascinerende boek. Ik had er geen vermoeden van dat bomen ons zoveel kunnen vertellen. Valerie Trouet is bovendien een zeer begenadigd schrijfster. Wat bomen ons vertellen vat niet alleen samen wat het jaarringonderzoek heeft opgeleverd, maar het is ook het persoonlijke verhaal van een wetenschapster die begeesterd is door haar vak.

De tekst is bovendien zeer goed gedocumenteerd met een uitgebreide index van boomsoorten en een handig register van de gebruikte termen.

©  Minervaria

woensdag 27 mei 2020

De barbaren

BOGUCKI, P., De barbaren. Verloren beschavingen buiten Rome en Hellas. (Vert. The Barbarians: Lost Civilisations, 2017) Uitg. Omniboek, 2019,271 pp. – ISBN 978 94 0191 5717

Al zijn in de loop der eeuwen talrijke geschriften vernietigd of verloren gegaan, toch weten wij vrij veel over de klassieke beschavingen op de noordelijke kust van de Middellandse zee. De tegenstelling met de volkeren die ten noorden daarvan woonden, kan bijna niet groter zijn. De Grieken en Romeinen noemden hen ‘barbaren’ omdat ze ongeletterd waren en niet in steden woonden.

Auteurs als Herodotos en Tacitus schreven neer wat zij over hen wisten. Maar veel overgeleverde informatie moet met een korrel zout genomen worden, want is neergeschreven door de ‘tegenstrever’. We weten niet hoe zij zichzelf noemden en daarom gebruikt Peter Bogucki, archeoloog en antropoloog, consequent de term ‘barbaren’. 

De barbaren is de neerslag van 40 jaar archeologisch onderzoek naar de gemeenschappen die Midden- en Noord-Europa bevolkten vanaf de late steentijd tot en met de ijzertijd. Het verhaal van de Europese barbaren is er een van opmerkelijke innovatie, mobiliteit en sociale complexiteit.

Omdat ze zelf geen schriftcultuur kenden, hebben deze volkeren ons geen rechtstreekse getuigenissen nagelaten. Wij kennen hun verhaal alleen door archeologische vondsten van nederzettingen, offerplaatsen, monumenten en graven. Het is indrukwekkend hoeveel informatie daaruit door archeologen afgeleid kan worden. Hun vondsten ondersteunen het gangbare beeld van deze volkeren als gewelddadig en moordlustig niet. ­

Deze gemeenschappen, die tussen 2000 en 500 v.C. het Europa ten noorden van de Alpen bevolkten, konden zich in veel opzichten meten met de klassieke beschavingen. Hun samenlevingen waren met elkaar verbonden door gemeenschappelijke voorwerpen en gebruiken. Het leven was gewelddadig en hard, maar er was wel een belangrijke mate van technologische ontwikkeling.

De opgravingen onthullen heel wat over het leven van de gewone mens, zijn huizen, bezigheden, middelen van bestaan, zijn rituelen. De meeste mensen waren boeren en ambachtslui. Ze bedreven akkerbouw en veeteelt. Uit de vondsten leidt men af dat er een bloeiende handel was met de Griekse stadstaten en later met het Romeinse Rijk. Over hun eigen handels- en machtscentra weten we echter weinig. 

Als ze in contact kwamen met andere beschavingen maakten ze slim gebruik van de mogelijkheden die dit bood om maatschappelijk hogerop te komen. Rijke grafvondsten duiden op de opkomst van een rijke en machtige elite en dus veranderingen in de sociale politieke structuren. De talrijke veenlijken wijzen erop dat er mensenoffers werden gebracht.

De wereld van de barbaren veranderde heel vaak, onder andere onder invloed van klimaatveranderingen, maar na 500 n.C. werd hun de wereld helemaal door elkaar geschud. Onder invloed van de Romeinse invasies en later de opkomst van het christendom,kreeg hun samenleving een andere sociale organisatie. Ze werden geletterd en konden niet meer als ‘barbaren’ betiteld worden.

Toch leven deze barbaren op een of andere manier verder in de Europese beschaving, zegt Peter Bogucki. Zijn laatste hoofdstuk stelde mij echter teleur. Het gaat vooral over de wijze waarop zij nu voorgesteld worden en inspiratie geven aan tekenaars of films. Ik leerde echter niets over hoe hun wereld voortleeft in hedendaagse instituties of hoe de vermenging tussen de barbaarse en klassieke wereld een typisch Europese samenleving vormde. Dit is misschien voer voor historici?

Niettemin vond ik het een zeer boeiend werk. Ik kreeg een hele reeks tips voor bezoeken aan musea en sites. Het is bovendien zeer inzichtelijk geschreven en treffend geïllustreerd. Voor mij mocht het gerust twee keer zo dik zijn.

©  Minervaria

Aansluitend: dit boek wordt zeer goed aangevuld door Aan de rand van de wereld

donderdag 30 april 2020

Eeuwen van duisternis



NIXEY, C., Eeuwen van duisternis. De christelijke vernietiging van de klassieke cultuur. (Vert. The Darkening Age, 2017) Hollands Diep, 2018 (2e dr.), 398 pp. – ISBN 978 90 488 4718 1

In 2014 werd binnen het IS-kalifaat muziek verboden en werden boeken verbrand. Het jaar daarop begonnen IS-militanten met het systematisch verwoesten van de resten van de antieke steden Nimrud en Palmyra. ‘Valse afgoden’ moesten worden vernietigd. De wereld zag met afgrijzen hoe drieduizend jaar oude beelden omver gehaald werden en met mokers kapot geslagen.

Het was niet de eerste keer dat de stad Palmyra en haar heiligdommen aangevallen werd en verwoest. En waarschijnlijk hebt u nooit gehoord over de prachtige tempel van Serapis in het huidige Egypte. Dat hoeft niet te verbazen, want in 392 n.C. is hij door een bisschop, met de hulp van een troep fanatieke christenen, met de grond gelijk gemaakt.

Catherine Nixey heeft het voor u uitgeplozen. Ze schreef een beklijvend en uitstekend gedocumenteerd boek, ruim geïllustreerd, over de grotendeels onbekende tragedie achter de ‘triomf’ van het christelijke geloof. Er wordt, in haar eigen woorden, ‘ongegeneerd gerouwd over de grootste verwoesting van kunst die de mensheid ooit heeft meegemaakt’.

Ons werd altijd voorgehouden dat de kerk licht had gebracht in heel Europa. Mensen zouden zich massaal en graag tot het zachtmoedige christendom bekeerd hebben, dat mijlen verheven was boven de eeuwenoude godencultussen. Minder bekende geschriften, en veel objecten in musea en archeologische vindplaatsen, vertellen echter een ander verhaal.

In de polytheïstische klassieke samenlevingen heerste religieuze tolerantie. De goden bestonden gewoon naast elkaar en iedereen kon verschillende goden aanbidden en dienen. De Romeinse autoriteiten kregen echter te maken met een sekte die zeer recalcitrant was en overtuigd van het eigen grote gelijk. Wie een andere god aanbad, was niet gewoon anders, maar dwaalde en moest desnoods met geweld bekeerd worden. Groepjes fanatieke christenen verstoorden geregeld de openbare orde en gingen zich te buiten aan beschadiging en vernieling van gebouwen en kunstwerken.

Sommige keizers traden hardhandig op, maar dit waren uitzonderingen. Er zijn niet veel jaren geweest waarin christenen op last van een keizer zijn vervolgd. Het was de eerste 250 jaar n.C. officieel beleid van de meeste keizers om de christenen te negeren en te zeggen dat er niet actief jacht op hen mocht worden gemaakt. Martelingen en executies gebeurden niet zozeer omwille van hun geloof maar omdat zij de rust verstoorden.

Naarmate het aantal aanhangers van het christendom toenam, werden deze steeds driester. Christelijke moralisten spraken hun afkeer uit over alle aspecten van het ‘heidense’ leven. Ze trokken van leer tegen alles wat niet strookte met de christelijke leer. In de loop van de 4e eeuw nam de druk op de ‘andersgelovigen’ toe. Kunstenaars, filosofen en andersdenkenden werden op allerlei manieren geterroriseerd.

Toen met de eerste christelijke keizer Constantijn de christenen effectief aan de macht kwamen, werd het christendom staatsreligie. Meteen werden alle andere cultussen verboden en de cultusobjecten vernietigd. Beelden werden brutaal beschadigd en bij sommige werd een kruis in het voorhoofd gekerfd. Hele bibliotheken werden geplunderd en verwoest. De restanten van de grootste bibliotheek ter wereld, die van Alexandrië, zijn door christenen verwoest.

Er installeerde zich een gedachtencensuur. Iedereen moest desnoods met geweld tot het ware geloof bekeerd worden. Mensen werden verplicht zich te laten dopen en naar de kerk te gaan. Huizen werden doorzocht en geplunderd door fanatieke christelijke bendes. Filosofen werden mishandeld en vogelvrij verklaard, beroemde scholen gesloten. Ook feesten werden verboden.

Overal in de klassieke wereld stierven de oude religies uit en werd het christendom allesoverheersend. De repressie door het staatsgezag nam gestaag toe. In de 6e eeuw vaardigden de Romeinse keizers wetten en verboden uit die andersgelovigen viseerden. Een complete leefwijze was ten dode opgeschreven.

Een combinatie van onwetendheid, angst en waanzin bracht de vrijwel volledige verwoesting mee van alle Latijnse en Griekse literatuur. De geschriften van de Grieken zijn nagenoeg allemaal verdwenen. Naar schatting is minder dan 10 procent van alle klassieke literatuur tot in onze tijd bewaard gebleven. Het was het begin van de donkere middeleeuwen die Europa eeuwenlang in hun greep hielden.

Eeuwen van duisternis is een ware, maar droevige, revelatie.

© Minervaria

maandag 10 februari 2020

De mythe van de moederliefde

BADINTER, E., De mythe van de moederliefde. Geschiedenis van een gevoel. Utrecht, Bijleveld, 1983, 271 pp. – ISBN 906 1318 017

In 1780 werden in Parijs van de 21.000 pasgeborenen 19.000 onmiddellijk na de geboorte uitbesteed bij een voedster. Dit was in Frankrijk al ettelijke eeuwen gebruikelijk. Pasgeboren baby’s werden ingebakerd en op open karren naar het platteland vervoerd. Om dit betaalde werk te verrichten had de voedster haar eigen kind vaak bij een andere voedster ondergebracht of ze gaf het een papje te eten.

Kinderen werden aan de lopende band uitbesteed en verlaten. Ze stierven in groten getale omdat hun ouders nauwelijks naar hen omkeken. Hoe moet een dergelijke achteloosheid worden uitgelegd, zeker in een tijd waarin borstvoeding van levensbelang was voor het kind? En hoe valt te verklaren dat de moeder van latere eeuwen onmiddellijk na de geboorte overweldigd werd door een instinctieve liefde voor haar kind?

In haar eerste boek uit 1980 presenteert Elisabeth Badinter, filosofe en militant feministe, een studie over de veranderende opvattingen over moederschap in de voorbije eeuwen. Hierin toont ze overtuigend aan dat de manier waarop moederliefde wordt geuit, varieert naargelang het moederschap door de maatschappij hoog of laag gewaardeerd wordt.

Voor het einde van de 18e eeuw telde het kind nauwelijks in het gezin. Het werd vaak als last beschouwd, als onbeduidend bekeken en in het beste geval geduld. Maar in de laatste dertig jaar van de achttiende eeuw kwam er een nieuwe filosofie op. Denkers zoals Rousseau hemelden de moeder-kindrelatie op en kenden aan de moeder een bijna goddelijke status toe.

Langzaam groeide het idee dat een koesterende, zorgende moeder onontbeerlijk was voor de overleving en het welzijn van het kind. Op allerlei manieren werd vrouwen aangepraat dat het moederschap een noodzakelijke en edele taak was, en een bron van menselijk geluk.  De moeder was ten volle verantwoordelijk voor de opvoeding van het kind. Ze had de plicht haar kind op te voeden tot een gelovig christen en gehoorzaam burger.

In de negentiende eeuw ging het moderne gezin zich groeperen rond de moeder. De vrouw aan de haard werd opgesloten in haar moederrol. Moeders waren bovendien ondergeschikt aan de man/vader. Veel vrouwen voelden zich daar goed bij, maar andere werkten hun frustratie hierover uit op hun  kinderen. Hun relatie kenmerkte zich niet zozeer door liefde, maar door controleren en macht uitoefenen.

Daar deed de psychoanalyse in de twintigste eeuw nog een schep bovenop. Als er met het kind iets mis ging, was de moeder schuldig. Ook al zijn hun teksten en inzichten nu achterhaald, de psychoanalisten hebben zeer veel invloed gehad op het moderne beeld van de ‘normale’ zorgende moeder.

Dank aan de feministische theorieën van de jaren 60 van de 20e eeuw kunnen vrouwen er voor de eerste maal in de geschiedenis zelf voor kiezen om huis en kinderen te verlaten en buitenshuis te gaan werken als mogelijkheid tot zelfontplooiing. Dit was uiteraard niet mogelijk geweest zonder efficiënte anticonceptie.

De moderne evolutie bewijst dat het moederschap niet altijd de voornaamste levensvervulling van de vrouw is en moet zijn. Meteen wordt duidelijk dat de gezinsverhoudingen zoals wij die kennen, niet vanzelfsprekend zijn. Ze zijn een Westerse uitvinding en niet zonder meer te extrapoleren naar andere samenlevingen.

Dit werk heeft bij verschijnen felle reacties uitgelokt. In haar antwoord, dat in de latere uitgaven opgenomen is, verheldert Badinter haar doordachte visie op moederliefde. Moederliefde is geen allesoverheersende emotie die een vrouw overvalt na de geboorte van haar kind. Zoals ieder menselijk gevoel is het veranderlijk, broos en onvolmaakt. Misschien is het niet zo diep in de vrouwelijke natuur gegrift. Moeders geven het kind aandacht en genegenheid wanneer zij daar maatschappelijk voor beloond worden.

Elisabeth Badinter mag het nog meemaken dat ook vaders emotioneel veel nauwer betrokken zijn bij hun kinderen. We zien steeds meer jonge vaders actief bezig met de verzorging en opvoeding van hun kinderen. In veel landen kunnen ze gebruik maken van vaderschapsverlof. Alhoewel nog in een pril stadium, de thuisblijvende vader wordt niet meer met de nek aangekeken. En heel recent kunnen en mogen vrouwen (en mannen) tot uiting brengen dat zij geen kinderen willen of dat het leven zonder kinderen even en zelfs meer bevredigend kan zijn.

Heel wat boeken zijn snel verouderd, maar dat is zeker niet het geval voor De mythe van de moederliefde. Alleen al de studie van de gebruiken en het gedachtegoed uit de 18e eeuw maakt het de moeite waard. Dit geldt ook voor de kritische kijk op het ideeëngoed van de psychoanalyse, die in Frankrijk nog altijd veel invloed heeft.

Het thema blijft bovendien actueel. Alhoewel vrouwen in het Westen kunnen studeren en een carrière uitbouwen, is de feministische strijd nog niet gestreden. Veel werkende moeders moeten nog altijd genoegen nemen met een lager loon. Het vinden van een geschikte kinderopvang is vaak een heksentoer. En ze voeren nog altijd driekwart van de onbetaalde zorgtaken uit met een enorme impact op hun leven.

©  Minervaria

Deze baanbrekende sociologische studie wordt door antropologe, primatologe Sarah Blaffer Hrdy grondig evolutionair en antropologisch onderbouwd in Moederschap. Een natuurlijke geschiedenis.

donderdag 31 oktober 2019

Het menselijk getij


MORLAND, P., Het menselijk getij. Hoe demografie de moderne wereld heeft vormgegeven. (vert. The Human Tide: How Population Shaped the Modern World, 2019) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas/Contact, 2019, 440 pp. - ISBN 978 90 450 3707 3

In 1960 waren er 3 miljard mensen op de wereld. Nog voor het jaar 2000 was de wereldbevolking verdubbeld tot 6 miljard. De Verenigde Naties schatten dat de mondiale populatie halverwege 2017 de 7,6 miljard haalde. In 2050 zal de wereldbevolking bijna 8 miljard mensen bedragen. Dit is een gigantisch aantal.

Sedert de mensheid ongeveer tienduizend jaar geleden overging op de landbouw, leefden de meesten in vuiligheid en misère. De kindersterfte was ontzettend hoog en mensen stierven jong. In de 18e eeuw haalde naar schatting tussen een kwart en een derde van alle baby’s zijn eerste verjaardag niet.

Vanaf het begin van de negentiende eeuw kwam daar verandering in. De aanvankelijk bescheiden maar substantiële verbeteringen in materiële omstandigheden, voeding, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs hebben een ingrijpende demografische transitie veroorzaakt. Dit is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer binnen een bepaalde bevolkingsgroep.

Nagenoeg alle moderne samenlevingen kennen een spectaculair lage kindersterfte en een hoge levensverwachting. Waar de gebruikelijke voordelen van modernisering beschikbaar komen en vrouwen toegang krijgen tot onderwijs en anticonceptiemiddelen, veranderen de patronen die bepalend zijn voor de gezinsomvang.

Overal op de wereld is de bevolking intussen niet alleen toegenomen, maar heeft zich ook een omwenteling voorgedaan in de samenstelling van de bevolking. De demografische explosie van de voorbije twee eeuwen heeft de wereld een ander aanzien gegeven.

De groeispurt van de bevolking ging hand in hand met de industriële revolutie. Dit proces begon in Europa. De Britten waren eerst, andere Europese volkeren volgden iets later. Dit verklaart de oorsprong van de superioriteit van de taal en cultuur van de Angelsaksische landen. De bevolkingsexplosie in de Europese landen vormde vervolgens de grondslag voor de hedendaagse wereld.

Intussen heeft de demografische vloed ook de rest van de wereld bereikt, met een veel groter oppervlak en bevolking. In Japan, China en Oost en Zuidoost-Azië woont tegenwoordig bijna een derde van de wereldbevolking. De laatste wereldregio waar de demografische transitie zich voordoet is Afrika ten zuiden van de Sahara.

In Het menselijk getij verheldert de gerenommeerde demograaf Paul Morland de rol van bevolkingsgrootte en -samenstelling in de moderne geschiedenis. Demografische factoren bepalen uiteraard niet als enige de loop van de geschiedenis. Ze kunnen echter wel de krachtsverhoudingen tussen en binnen staten drastisch veranderen met mogelijk ontwrichtende gevolgen. Dit boek gaat over de macht van het getal.

Er is bijvoorbeeld een opmerkelijk verband tussen de gemiddelde leeftijd en het geweld in een land. Een samenleving met veel jongeren vergroot de kans op conflicten. Zo heeft het Palestijns-Israëlische conflict meer dan andere conflicten een demografische oorzaak. Bevolkingsaantallen en –groei bepalen ook de militaire slagkracht van een land. Ook het hedendaagse populisme in de moderne wereld kan mede verklaard worden door demografische ontwikkelingen.

Morland toont aan hoe demografische veranderingen over de hele wereld de economische en politieke ontwikkelingen beïnvloedden en vice versa. Waar bevolkingsgroei en industriële ontwikkeling hand in hand gingen was een fundamentele verschuiving in de machtsverhoudingen en het wereldsysteem onvermijdelijk. Niets daarvan zou mogelijk zijn geweest zonder onderwijs, vooral aan vrouwen, zo beklemtoont hij verschillende malen.

Kan kennis van de demografie in het verleden ook een vooruitblik bieden op de toekomst? We zijn op weg naar de eindfase van de eerste demografische transitie, meent Morland. Afrika ten zuiden van de Sahara is het laatste deel van de wereld dat nog volop in de eerste fase verkeert, met alle ellende van dien. Maar naarmate dit werelddeel moderniseert zal ook daar zich dezelfde evolutie aftekenen als in de andere werelddelen.

Het menselijk getij geeft u inzicht in een doorgaans onderbelicht aspect van de geschiedenis. Het werk is wetenschappelijk degelijk gefundeerd. Morland baseert zich op de best beschikbare bronnen, namelijk de gegevens van de VN. Aan het einde zijn er twee appendices met uitleg over de berekening van de gehanteerde cijfers.

Bij demografie komt natuurlijk heel wat wiskunde kijken. Maar laat u daardoor niet afschrikken, want het is niet nodig dat u alle details van de berekeningen kent om het betoog te volgen. Bovendien is de tekst heel vlot te lezen.

© Minervaria

vrijdag 3 mei 2019

Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie


BECKERT, S., Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie. (Vert. Empire of Cotton, 2015) A’dam, Hollands Diep, 2016, 762 pp. - ISBN 978 90 488 3460 0

Als we denken aan de industriële revolutie en het kapitalisme zien we spontaan steenkoolmijnen, spoorwegen en staalfabrieken. Toch is volgens Sven Beckert, Harvard-professor in de geschiedenis van de 19e eeuw, de katoenindustrie de gangmaker geweest van de moderne wereldeconomie. Katoen maakte zowel het ontstaan van het kapitalisme mogelijk als de hervorming ervan.

Tot ver in de 18e eeuw waren katoen en katoenen stoffen in Europa een marginaal product. De katoenplant gedijt immers enkel in tropische en subtropische gebieden. Daar werd hij overal geteeld en al eeuwenlang verwerkt en verhandeld. Toch kwam de wereldhandel in katoen niet op gang in India of China, maar in Europa. Hoe komt het dan dat het deel van de wereld dat het minst met katoen te maken had, de katoennijverheid ging overheersen en daardoor plots zoveel rijker is geworden?

De gangbare verklaringen zoals rationaliteit, verlichtingstradities, het klimaat en de geografische gesteldheid, zijn volgens Sven Beckert ontoereikend. Het katoenimperium steunde op een oorlogseconomie, de gewelddadige toe-eigening door Europa van land en arbeid in de katoenstreken.

De eerste vorm van kapitalisme was een oorlogskapitalisme. Gebieden werden veroverd en verdeeld en de oorspronkelijke bevolking verjaagd of gedecimeerd. In Amerika zette men slaven aan het werk. De nog steeds bestaande kloof tussen arme en rijke landen gaat terug op die eerste industrie.

Het oorlogskapitalisme werd de basis van het industriële kapitalisme. Voor die nieuwe industrie was arbeidskracht nodig. Die haalde men voornamelijk bij de zwakkere leden van de samenleving, nl. vrouwen en kinderen. Het ontwrichtte de hoofdzakelijk agrarische samenlevingen van Europa en creëerde een stadsproletariaat.

Het industriële kapitalisme kon niet gedijen zonder een machtige regulerende staat met een overheid die leningen verschafte, zorgde voor infrastructuur, verre afzetmarkten creëerde, een protectionistische politiek voerde. Dit versterkte de kloof tussen de geïndustrialiseerde landen en landen met een zwakke staat. De mondiale katoennijverheid creëerde ook een omvangrijke nieuwe klasse van tussenpersonen: handelaren, kredietverleners, makelaars, importeurs, …

Door hun vermogen de wereldwijde katoennetwerken te vormen en vervolgens te domineren veroverden de Europeanen een prominente plaats in de wereld van het katoen. Hetzij door landonteigening, hetzij door kolonialisme, verwierven ze uitgestrekte nieuwe gebieden waar katoen kon worden geteeld. De explosie van de Europese industriële katoenverwerking leunde zwaar op de slavenarbeid in Noord- en Zuid-Amerika.

De afschaffing van de slavernij en de Amerikaanse burgeroorlog haalden echter de hele katoennijverheid overhoop. Ze leidde tot de opkomst van een nieuw soort imperialisme. Koloniale heersers probeerden de boeren te dwingen tot monocultuur voor de wereldmarkt in katoen.

Net als destijds in Europa leidde dit tot ingrijpende veranderingen in de maatschappelijke structuren. Katoenproductie voor de export betekende minder verbouwing van voedsel en leidde meestal tot een moeras van hongersnood, armoede, schulden en onderontwikkeling. Dit is de achtergrond van de dekolonisatie en onafhankelijkheidsstrijd van het Zuiden. Daarin vervulden katoenarbeiders een belangrijke rol.

De gekoloniseerde gebieden namen de touwtjes zelf in handen. Zij beperkten zich niet meer tot de productie van de ruwe katoen maar gingen zelf spinnen en weven op industriële schaal. Dit veroorzaakte dezelfde sociale veranderingen als destijds in het westen: agrarische landarbeiders die voor zichzelf werkten werden loonarbeiders. Net als destijds in Europa ontstond er een stedelijk proletariaat.

Halverwege de 20e eeuw ging de heerschappij van Europa over het katoenimperium als een nachtkaars uit. Maar intussen was er een mondiale economie op gang gekomen, waarin de Westerse landen heel lang een voortrekkersrol speelden. Het verhaal van katoen staat model voor de vorming en hervorming van het mondiale kapitalisme en daarmee van de moderne wereld.

Daarin gaan overheersing en uitbuiting hand in hand met bevrijding en creativiteit. Zo had de industrialisatie van het spinnen en weven aanvankelijk overal een ontwrichtend effect. Miljoenen thuisspinners en –wevers gaven al dan niet noodgedwongen hun zelfstandigheid op om in loondienst te werken. Op lange termijn betekende deze evolutie in een aantal opzichten echter een verbetering. De moderne economie kan bijvoorbeeld niet zonder een sterke staat, maar die laat de arbeiders ook toe om hun stem te laten horen en zich te emanciperen.

Geen enkele grote maatschappelijke ontwikkeling laat zich in een paar woorden vatten. Zo is ook de geschiedenis van het moderne kapitalisme geen eenvoudig verhaal. Sven Beckert heeft het grondig uitgespit en daarmee heeft hij een zeer degelijk tijdsdocument neergezet. Hij onderbouwt zijn stellingen met zorg en hij ontkracht een aantal mythes over de zegen en plagen van het kapitalisme.

In zijn streven naar volledigheid verliest hij zich naar mijn mening echter al te vaak onnodig in details. Daardoor worden de hoofdlijnen ondergesneeuwd. De bijzonderheden, zoals de namen van de ettelijke investeerders, zijn voor hem natuurlijk betekenisvol, maar niet voor de modale lezer zoals u en ik. Om door het bos de bomen nog te zien moet je je aandacht er zeer goed bij houden. Gelukkig is het boek in een grote letter gedrukt.

© Minervaria

donderdag 14 maart 2019

De zijderoutes

FRANKOPAN, P., De zijderoutes. (Vert. The Silk Roads 2015) Houten, Uitg. Unieboek/Het Spectrum bv., 2016, 750 pp. - ISBN 978 90 00 35888 5

Reeds ettelijke decennia wordt de wereldpolitiek gedomineerd en bepaald door de gebeurtenissen in het Midden-Oosten. En dat is geen toeval, meent Peter Frankopan. Deze landen zijn altijd op een of andere manier van doorslaggevend belang geweest in de geschiedenis van de wereld. En de recente ontwikkelingen tonen aan dat ze het voorlopig ook zullen blijven.

Mesopotamië en Centraal-Azië worden niet voor niets de wieg van de beschaving genoemd. Daar bevond zich duizenden jaren lang het centrum en zwaartepunt van de wereld. Het Midden-Oosten en Centraal-Azië vormden een knooppunt van handelswegen die koopkracht, luxe en welvaart brachten. Daar liep de zijderoute, een handelsroute door Centraal-Azië die China verbond met het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied.

Ze vormde de basis voor een bloeiend handelsnetwerk dat het fundament vormde van grote en machtige rijken. Het Perzische Rijk was een land van overvloed en stabiliteit. Daar vond men rijke metropolen en de intellectuele topcentra van de wereld. Zelfs de grootste huidige religies komen uit het Oosten. Ook noordelijke volkeren zoals de Vikingen (Roes) trokken naar Azië om handel te drijven. Ze stichtten er een koninkrijk, dat zou uitgroeien tot het latere Rusland.

De toonaangevende beschavingen in Europa, de Grieken en de Romeinen, waren bijna uitsluitend op Azië gericht. De Grieken hebben er verschillende kolonies gesticht. Het Oosten was voor de Romeinse keizers zo aantrekkelijk dat ze er een schitterende stad bouwden, Constantinopel, die na de val van Rome nog duizend jaar lang de hoofdstad van het keizerrijk zou blijven.

De intensieve handel met de oostelijke gebieden legde de basis voor de groei en bloei van de Italiaanse stadsstaten. Deze profiteerden van de groeiende onderlinge twisten en rivaliteiten in het Oosten om een voorrangspositie binnen te halen. Later verschoof het centrum van de handel en macht geleidelijk naar de steden en landen in het Noorden van Europa. En na de ontdekking van Amerika op het einde van de 15e eeuw werd Europa het nieuwe centrum van handel en politiek.

De opkomst van Europa was voor een groot deel te danken aan de voorsprong op wapengebied. Toch betekende ze een stimulans voor de commerciële netwerken in Midden- en Centraal-Azië. Maar na de ontdekking van onmetelijke olievoorraden, draaide het vooral om toegang tot de rijke oliebronnen. Dit was de aanleiding voor imperialistische oorlogen en de uitbuiting van deze gebieden door de Europese grootmachten.

Na WO II was Europa niet meer het centrum van de wereld, maar de controle over de Centraal-Aziatische gebieden bleef een cruciale rol spelen. De ligging tussen oost en west maakte deze regio van wezenlijk belang in het concurrentiespel van de supermogendheden. Ze bleef de speelbal van de supermachten en werd ondergedompeld in oorlog en geweld. Deze houden regimes in het zadel die passen in hun strategische plannen.

Deze bondige samenvatting doet absoluut geen recht aan de rijkdom en diepgang van dit boek. Peter Frankopan toont met verve aan hoe oorlog en veroveringen gemotiveerd worden door de drang naar macht over bronnen: voedsel en bodemschatten. De opkomst en het verval van machtscentra valt het best te begrijpen wanneer men door de bril van handelsroutes kijkt.

De verschillende zijderoutes die het Oosten doorsneden waren de oorzaak van wisselende coalities, militaire operaties en de onderwerping van volkeren. De talloze twisten over handelsroutes, macht en gebieden leidden tot nog altijd sluimerende vetes en conflicten in Centraal-Azië. Ik begrijp nu veel beter waarom de relatie tussen Rusland en de Centraal-Aziatische republieken zoals Tsjetsjenië zo explosief is.

Ook de opkomst en bloei van de grote religies krijgt hiermee een verklaring. Het wordt duidelijk hoe het komt dat de islam vanaf het begin zoveel succes had in deze streken. De islam lijkt nu overigens de vijand van andere godsdiensten, maar er was een periode waarin de verschillende godsdiensten vredig naast elkaar bestonden en bondgenootschappen sloten.

Een hele reeks misverstanden over figuren en groepen in de geschiedenis worden rechtgezet. De Mongolen waren geen barbaren zoals wij leerden, maar brachten een efficiënt bestuur tot stand gebaseerd op tolerantie. De achtergrond van de kruistochten was veel ingewikkelder dan doorgaans wordt aangenomen. En zo worden nog een aantal aspecten uit de geschiedenis belicht die doorgaans onder de radar blijven.

De zijderoutes is een van de zeldzame boeken die je steeds opnieuw ter hand neemt en waarin je telkens iets nieuws ontdekt. Laat u niet afschrikken door het aantal bladzijden, want het laat zich zeer vlot lezen.

© Minervaria
Aansluitend: De echte reden voor VS-oorlog tegen Iran

vrijdag 15 februari 2019

Homo Deus


HARARI, N.Y., Homo Deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst. (Vert. Homo Deus, 2015) A’dam, Thomas Rap, 2017, 447 pp.

Kun je een geschiedenis schrijven over wat nog komt? Net zomin als de geschiedenis zich herhaalt, laat de toekomst zich voorspellen. In dit boeiende boek probeert de historicus/filosoof Yuval Harari vat te krijgen op wat de toekomst voor ons in petto heeft.

Duizenden jaren lang hield iedereen zich bezig met dezelfde problemen: honger, ziekte, oorlog. Maar aan het begin van het derde millennium hebben we honger, ziekte en oorlog bijna onder controle. Wat komt er dan boven aan de menselijke agenda te staan? Dit is de hamvraag van dit boek.

Homo Deus bouwt verder op de gedachtegang van Sapiens. Dat de mens verhalen kan verzinnen maakt hem bijzonder en onderscheidt hem van de dieren. Die eigenschap stelde hem in staat om complexe menselijke samenlevingen te bouwen. Maar het geloof in deze verhalen zorgde er vaak voor dat de mens zich vooral inspande ter meerdere eer en glorie van fictieve entiteiten als goden en naties en er zelf nauwelijks beter van werd.

Dit veranderde met de opkomst van de moderne wetenschap. Het belangrijkste doel werd het verbeteren van het leven van echte, voelende mensen. Niet de goden of andere mythische wezens zijn het doel van alles, maar de mens zelf. Zo werd het humanisme de dominante wereldreligie. Het vormde de basis voor een liberaal pakket van individualisme, mensenrechten, democratie en vrije markt.

Met de spectaculaire vooruitgang van de wetenschap in de eenentwintigste eeuw, zal de mensheid waarschijnlijk serieus gaan streven naar onsterfelijkheid en geluk. In wezen komt het erop neer dat mensen zich proberen op te werken tot de status van goden.

De opkomst van posthumanistische technologieën en de biowetenschappen zou de humanistische revolutie echter teniet kunnen doen. Recent biowetenschappelijk onderzoek toont aan dat de vrije wil niet bestaat en het vrije individu een mythe is. En het is wellicht een kwestie van tijd voor de techniek zover is dat we de menselijke geest kunnen veranderen.

‘Nog even en we worden geconfronteerd met een stortvloed aan extreem nuttige apparaten, werktuigen en structuren die geen rekening houden met de vrije wil van individuele mensen.’ Zullen de democratie, de vrije markt en de mensenrechten die vloedgolf overleven? En wat zal er gebeuren als de mens gaat sleutelen aan de mens? Zal de mens zelf dat overleven?

Harari ziet drie bedreigingen: mensen zullen hun waarde verliezen, ze zullen hun individualiteit verliezen, en er zal een opdeling groeien tussen een kleine elite van supermensen en de onbetekenende massa. De belangrijkste economische vraag van de 21e eeuw zou weleens kunnen worden wat we aan moeten met alle overbodige mensen.

Welke religie zal het humanistische geloof in de mens dan opvolgen? De meest waarschijnlijke kandidaat is volgens Harari het geloof in de kracht van informatie of data. In de eenentwintigste eeuw zou het homocentrisch wereldbeeld op een zijspoor gezet kunnen worden en vervangen door een datacentrisch wereldbeeld. Daarin zijn menselijke ervaringen waardeloos. Het individu wordt een chipje in een gigantisch systeem dat niemand nog helemaal begrijpt. Zodra het mondiale dataverwerkingssyteem alwetend en almachtig is, wordt verbondenheid met het systeem de bron van alle zingeving.

Een zorgwekkende evolutie? Het is maar hoe je het bekijkt. Ze is trouwens al volop bezig. In de eenentwintigste eeuw zijn onze persoonlijke gegevens waarschijnlijk het waardevolste wat de meesten van ons nog hebben, en we geven ze zonder erg weg aan tech-giganten in ruil voor mailboxen en grappige kattenfilmpjes.

Miljoenen mensen leven nu al voornamelijk op sociale media. Ze checken om de haverklap hun smartphone om toch maar niets te hoeven missen, zijn van slag paniek als internet het laat afweten en geloven zonder meer wat hun daar voorgeschoteld wordt. De uitkomst van recente verkiezingen werd nu al grondig beïnvloed door fake news.

Het dataïsme kan het einde betekenen van de democratie en een totaal ander systeem inluiden. Maar we moeten niet in paniek slaan, zegt Harari, dit zal geleidelijk gebeuren.

Uiteraard blijft deze analyse speculatief. Maar ze is zeker niet uit de lucht gegrepen en zet op zijn minst aan het denken. Alleen al omwille van de originele en spitsvondige verbanden is dit boek echt de moeite van het lezen waard. En het is nog vlot geschreven ook.

© Minervaria