vrijdag 24 oktober 2008

We consumeren ons kapot

GELDOF, D., We consumeren ons kapot. A'dam/A'pen, Uitg. Houtekiet, 2007, 197 pp. – ISBN 978 90 5240 970 2

Als ik de reclame mag geloven die ik vandaag toegestuurd kreeg, dan ben ik dringend aan een volledig nieuwe winteroutfit toe, krijg ik elke dag een nieuwe belevenis als ik me een peperdure BMW aanschaf, zal ik blaken van gezondheid en levenslust door de dagelijkse inname van krachtige energieboosters en hoef ik me dat allemaal niet te ontzeggen dank zij de kredietkaart die al op mij ligt te wachten. Ik heb het bovendien allemaal verdiend, want ik ben het meer dan waard.

De homo consumericus consumeert zich kapot, stelt Dirk Geldof, socioloog en auteur van o.a. Niet meer maar beter . We zijn moderne jager-verzamelaars geworden: we kopen ons uit de naad. We hebben alles al, en willen er nog een hoop dingen bij. We consumeren niet meer om te leven, we leven om te consumeren. En we staan er nog amper bij stil hoe buitengewoon onze levensstijl wel is. Maar worden we daar ook gelukkiger van? Kunnen we daar zonder meer mee doorgaan? En wat is het alternatief?

In dit boek maakt Geldof een doordringende analyse van de over- of hyperconsumptie.
Op een tijdsspanne van nog geen halve eeuw is consumptie als middel om aan behoeften te voldoen in het rijke Westen tot overconsumptie verworden. De steeds snellere technologische evolutie maakt morgen verouderd wat vandaag nieuw is, en dus dringend aan vervanging toe. In een individualistische maatschappij beschikken steeds meer inwoners over wat vroeger gezinsbezit was. De vrijetijdsindustrie groeide uit tot beleveniseconomie. En de producenten hebben de 'consumensjes' ontdekt, de ideale marketinggroep omdat ze het koopgedrag van de ouders beïnvloeden en de consumenten van morgen zijn.

In een gedemocratiseerde en steeds rijkere samenleving is materieel bezit bovendien een teken van status geworden. Statusangst, of de angst om aanzien en erkenning te verliezen, zet mensen aan om steeds meer en nieuw bezit te verwerven of te beleven. Je bent wat je koopt, het wordt ons in talloze reclames voorgespiegeld.

Die ongebreidelde overconsumptie heeft echter een zware schaduwkant. Geldof onderscheidt 3 aspecten. In de eerste plaats hebben we vooral in het Westen onze ecologische voetafdruk onaanvaardbaar verhoogd. De nood aan duurzaam consumeren dringt zich steeds meer op. Bovendien heeft de drang naar overconsumptie ons leefpatroon ernstig aangetast. Mensen besteden steeds meer tijd om geld te verdienen om steeds meer te kunnen uitgeven en hebben steeds minder energie en tijd om er werkelijk van te genieten. En, zo betoogt de Britse econoom Richard Layard, hoewel we in het Westen voortdurend rijker geworden zijn en meer bezitten, werden we geen spat gelukkiger.

De overconsumptie wordt geschraagd door de klassieke, liberale visie van de homo economicus: de mens als rationeel handelend wezen met oneindige behoeften. In deze visie is schaarste eigen aan het menselijk bestaan. Maar dit klopt niet: schaarste is er zolang aan de noodzakelijke levensbehoeften niet is voldaan, maar daarna is schaarste een maatschappelijke constructie. In navolging van en aanvulling op de Nederlandse filosoof Rutger Claassen pleit Geldof voor een politieke ecologie.We moeten anders omgaan met schaarste, en de kwaliteit van het leven verhogen door meer duurzame en minder consumptie.

Waar het betoog van Claassen eindigt, gaat Geldof verder. De vraag is immers hoe een maatschappij-voorbij-de-schaarste kan gerealiseerd worden, zodat mensen zich niet minder maar meer vrij voelen om te leven zoals zij dat verkiezen. In de eerste plaats moeten we opnieuw leren leven met eindigheid. Echt genieten kan alleen maar als we ook beseffen dat dit begrensd is. Dit vraagt een culturele omslag, waar grenzen door wervende beelden positief benaderd worden. Ten tweede zou duurzame consumptie verankerd moeten worden in de economie.

Hier stuit Geldof op het taboe van de individuele keuzevrijheid. Het volstaat niet dat een kleine groep bewuster gaat consumeren. Consumptie is immers geen privézaak, maar een maatschappelijke keuze en verantwoordelijkheid. Ze vergroot onze ecologische voetafdruk en legt een hypotheek op de volgende generaties. Bovendien wordt in een uitdijende consumptiemaatschappij de burger steeds meer consument.

Daarom is er een sterker beleidskader nodig dat van duurzame consumptie gewoon de beste koop maakt. De overheid dient hier het voortouw te nemen door de economie bij te sturen vanuit duurzame principes. Wat er nu gerealiseerd is, bijvoorbeeld afvalverwerking, is goed maar gaat vooral over de problemen hier-en-nu. We hebben een meer verregaand, samenhangend en consequent beleid nodig. Ook de bedrijven vragen om een duidelijker kader. De overheid kan maatregelen treffen om duurzame consumptie aantrekkelijk te maken voor zowel producent als consument. Geldof doet ook beroep op de consumentenorganisaties om hun visie op duurzame consumptie te veranderen.

Geldof is niet de enige die verwijst naar de rol van de overheid als sturende instantie om het groeiende consumentisme en de verwording van de burger tot consument te verhinderen. Dit doen ook autoriteiten als Joseph Stiglitz, Benjamin Barber en Farid Zakaria.

Meer en betere levenskwaliteit, wie verlangt het niet? We leven echter in een paradoxale situatie: we consumeren ons kapot te midden van onze ongekende rijkdom, zonder dat meer consumptie ons gelukkiger maakt. Geldof gelooft dat het wel kan, als we kiezen voor kwaliteit in wat we consumeren in plaats van kwantiteit.

De vraagstelling is zeer herkenbaar, zijn betoog helder, doordacht en degelijk onderbouwd. Voor mij zat er iets te veel herhaling in, maar desondanks bleef het boeiend en zeer leesbaar. Ik kan zijn redenering nagenoeg volledig onderschrijven. Zijn analyse steekt boven gelijkaardige andere uit door de aandacht voor concrete en haalbare oplossingen.
Een eye-opener en sterke aanrader!

© Minervaria

Geen opmerkingen: