vrijdag 26 maart 2010

Het utopisme van de drugsbestrijding

TELLEGEN, E., Het utopisme van de drugsbestrijding. A’dam, Mets&Schilt, 2008, 348 pp. – ISBN 978 90 5330 583 6

Het gebruik van drugs is een emotioneel beladen onderwerp. Gegeven hun invloed op de bewustzijnstoestand hoeft dit niet te verbazen. Een sociaal geïntegreerd gebruik van roesmiddelen wordt dan ook meestal niet als probleem gezien. Wanneer het echter als ordeverstorend wordt ervaren komen de bestrijders in actie. Eeuwenlang bleven deze acties, onderhevig aan tegengestelde belangen, geografisch beperkt. Door de globalisering zitten we nu echter opgescheept met een wereldwijde drugsbestrijding die al veel meer ellende bracht dan beheerst en gereguleerd gebruik van de betrokken drugs vroeger veroorzaakte.

Het probleem zal bovendien op de agenda blijven staan omdat het onoplosbaar is, zegt Egbert Tellegen, socioloog en emeritus-hoogleraar. De wereldwijde drugsbestrijding blijft immers gebaseerd op het ideaal van een drugsvrije samenleving. Dit maakbaarheidsideaal, dat Tellegen vergelijkt met het communisme, is een utopie. Er zijn legio aanwijzingen dat mensen altijd stoffen gebruikt hebben om hun kijk op de wereld en hun gevoelens te veranderen en er is alle reden toe om aan te nemen dat ze dat zullen blijven doen. Veel regelmatige gebruikers kunnen ‘s morgens niet helder denken tot ze hun eerste kop koffie op hebben.

De voornaamste oorzaak van de gigantische drugsproblematiek waarmee de hedendaagse wereldgemeenschap te kampen heeft is de morele veroordeling van druggebruik, zegt Tellegen. Hij toont aan hoe ‘morele ondernemers’ van allerlei slag hun maatschappelijke positie gebruiken om bepaalde morele principes aan anderen op te leggen. In die morele strijd moet wetenschappelijke kennis het afleggen tegen vooringenomenheid en moralisme. Een overweldigende hoeveelheid kennis en feiten die schreeuwt om een drastische herziening van het wereldwijde drugbeleid worden onder de mat geveegd om een allesomvattend maar contraproductief repressief beleid in stand te houden.

In zijn boek wil Tellegen vooral de feiten laten spreken. Op basis hiervan toont hij aan hoe de repressieve drugsbestrijding net de illegale winstgevende handel in de hand werkt en daarmee de strijd tegen de drugs rechtvaardigt. Hij maakt duidelijk hoe de bestrijding en het verbod van de ene drug het gebruik van de andere aantrekkelijker maakte en in de hand werkte. Bovendien worden als gevolg van drugsverboden milde drugs vervangen door sterkere en gevaarlijkere. De recente opgang van de legaal verkrijgbare stof mephedrone bevestigt dit weer. Een repressief beleid werkt overigens selectief en treft vooral minder machtige en minder weerbare bevolkingsgroepen in de samenleving.

Wat we over verslaving denken hangt immers in hoge mate af van wie er verslaafd is, zegt Tellegen. Over druggebruik bestaan immers een aantal hardnekkige mythes, die hij weer aan de hand van feitenmateriaal ontkracht. Uit een historisch en geografisch overzicht van het gebruik van verschillende drugs blijkt dat druggebruik vooral een probleem is wanneer het geen deel uitmaakt van de sociale structuur van een samenleving. In dat geval leren jongeren niet van ouderen hoe je op een beheerste manier met een bewustzijnsveranderend middel kan omgaan.

De wereldwijde strijd tegen drugs wordt voor het ogenblik geleid door de Verenigde Staten, die er, zoals gewoonlijk, meteen maar een morele kruistocht hebben van gemaakt. Tellegen vergelijkt deze oorlog en haar povere resultaten met de wijze waarop diezelfde strijd in het sociaaldemocratische Zweden wordt gevoerd. Vervolgens zet hij dit repressieve beleid af tegen het relatief tolerante en op gezondheidsbeschermende gerichte drugbeleid in Nederland. Onder internationale druk wordt dit beleid nu echter bijna stelselmatig verhard zonder dat zich dit vertaalt in een navenant dalend druggebruik.

Wie niet de tijd heeft om de vier vorige hoofdstukken te lezen, krijgt in het vijfde een instructief overzicht van alle bezwaren tegen drugsbestrijding nog eens op een rij. Daar horen, behalve de al genoemde, ook eerder onverwachte argumenten bij als belemmering van de godsdienstvrijheid en onnodige belasting van het milieu.

Het mag duidelijk zijn dat de criminalisering en de daarmee samenhangende bestrijding van druggebruik geen zoden aan de dijk zet en op verschillende gronden af te keuren is. Als verbieden niet werkt en volledig vrij laten om verschillende redenen ook niet wenselijk is blijft het alternatief van de regulering. Tellegen noemt het een sociaal standpunt: mensen zijn vrij in het gebruik, maar de staat kan niet werkeloos toezien als mensen zich door druggebruik massaal ten gronde richten. Zo is in onze maatschappij trouwens nog ander gedrag, zoals het gebruik van een autogordel, gereguleerd. Een regulerend beleid kan op termijn leiden tot het cultiveren van beheerst druggebruik, geïntegreerd binnen een sociale context
Over hoe dit beleid er concreet moet uitzien spreekt Tellegen zich niet uit. Wel verwijst hij naar het plan Drugsbeheersing door Legalisatie dat in 1994 werd voorgesteld.

Dit boek heeft me aangenaam verrast. Tellegen is een fervente tegenstander van de vaak gewelddadige drugsbestrijding en spaart de voorstanders niet. Maar hij sukkelt nergens in de valkuil waarin mensen als Theodore Dalrymple, die vinden dat drugs te vuur en te zwaard moeten bestreden worden, zo vaak trappen. Zijn benadering is genuanceerd en relativerend. Hij ontkent niet de negatieve aspecten van druggebruik, zoals overlast en gevaren voor de gezondheid, maar plaatst die in een context die toelaat de voor- en nadelen beheerst af te wegen.

Zijn stellingen zijn stevig onderbouwd en ruim gedocumenteerd. De tekst laat zich bovendien heel vlot lezen, mede door de eenvoudige taal en zeer beperkt gebruik van vakterminologie.
Warm aanbevolen aan wie een ander beeld wil over het drugprobleem dan door de media wordt voorgeschoteld.

© Minervaria

Aanvullende lectuur:

Geen opmerkingen: