zondag 6 mei 2007

Drugs. De mythes en de leugens

DALRYMPLE, T., Drugs. De mythes en de leugens. (Vert. Romancing Opiates – Pharmalogical Lies and the Addiction Bureaucracy) A'dam, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2006, 160 pp. – ISBN 90 468 0148 9

Theodore Dalrymple is bekend voor zijn cultuur- en maatschappijkritische columns in verschillende kranten. Hij is arts en werkte in een ziekenhuis en een gevangenis in een Engelse achterstandswijk. Hier deed hij ruime ervaring op met heroïneverslaafden. In dit boek formuleert en beargumenteert hij zijn kritiek op de wijze waarop deze mensen 'behandeld' worden.
Volgens Dalrymple is behandeling hier immers niet relevant, want druggebruik en –verslaving zijn volgens hem geen ziekte. Toch wordt dit beeld door nagenoeg alle betrokkenen, van verslaafde tot medicus en overheid, gekoesterd en in stand gehouden.

Dalrymple wil met zijn boek aan deze benadering tegenwicht bieden. Zijn grondstelling luidt dat verslaving weliswaar fysieke gevolgen heeft die een medische behandeling vereisen, maar zelf geen ziekte is. Het is een moreel probleem, een antwoord op existentiële vragen.

Deze stelling onderbouwt hij op verschillende manieren. Eerst ontkracht hij het gangbare slachtofferbeeld dat verslaafden van zichzelf ophangen en dat in de maatschappij door velen wordt overgenomen. Over verslaving wordt algemeen gedacht in termen van overmacht: de verslaafde is in de greep van de drugs en kan er zonder behandeling niet aan ontsnappen. Met nietsontziend nuchter realisme ontmaskert Dalrymple stap voor stap de leugens en uitvluchten die drugsverslaafden vertellen om de verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag te ontlopen. De vooral medische hulpverlening in Groot-Brittannië gaat hier volgens hem kritiekloos in mee door verslaafden te behandelen met vervangdrugs als methadon, wat het probleem eigenlijk nog versterkt. Daar valt heel veel voor te zeggen. Maar hij beweert ook dat de hele hulpverleningssector deze ineffectieve behandelingsstrategie slechts in stand houdt om zichzelf werk en een inkomen te verschaffen. Dit is naar mijn mening een zeer goedkope beschuldiging, die hij op geen enkele manier hard maakt en die riekt naar onterechte verdachtmakerij en populisme.

Volgens Dalrymple wortelt het gangbare beeld van drugverslaving in de romantische literatuur van de 19e eeuw. Schrijvers en dichters als Coleridge en De Quincey, die aan opium verslaafd waren, verspreidden allerlei fantasieverhalen zowel over hun gebruik zelf als over de ontwenningsverschijnselen. Die verhalen pasten in de romantische cultuur van het gevoel, met haar verheerlijking van het subject dat zweeft tussen onuitsprekelijk lijden en extatisch genot. Romantici voelden zich ver verheven boveneen de modale burger in de banaliteit van het dagelijkse bestaan. Hierdoor kregen drugs het aureool van middel om het eigen bestaan te verrijken en te verdiepen.

Binnen onze samenleving doet zich eigenlijk hetzelfde voor. Wij zien een toenemende tendens om het gewone dagelijkse leven als weinig interessant te beschouwen en steeds meer opwinding en exuberante ervaringen op te zoeken (cf. De emotiemarkt). Ook al is voor iedereen het leven in zekere zin teleurstellend, vooral voor jongeren uit achterstandswijken lijkt het nog uitzichtlozer. Ze zijn ontevreden, arm binnen de context van de samenleving, slecht opgeleid en ze voelen zich slachtoffer van onrechtvaardigheid. Hun leven is leeg, en de toekomst lijkt somber. Het leven met heroïne is echter minder saai dan zonder, want drugverslaving is een opwindend bestaan.

Tenslotte onderzoekt D. hoe deze situatie best kan worden aangepakt. Hij is een tegenstander van de legalisering van drugs, omdat de argumenten pro minder zwaar wegen dan de argumenten contra. Zijn eigen voorstel is echter evenzeer teleurstellend. Volgens hem is enige oplossing het stopzetten van alle medische behandeling, behalve voor de zuiver fysieke gevolgen van druggebruik. Voor een arts die jarenlang met de problematiek van drugsverslaving werd geconfronteerd, is dat een bijzonder magere balans. Als hij voorheen de uitzichtloze situatie van de (potentieel) verslaafde jongeren als uitlokkende factor aanwijst, waarom gaat hij daar dan niet meer op in?

Misschien is hij wel bang te 'links' te zijn, mocht hij enige maatschappijkritische noot laten horen. Het is inzake drugs immers een favoriet rechts argument tegen sociale politiek, dat niet alle jongeren uit dezelfde situatie verslaafd worden. Derhalve kan men de verantwoordelijkheid helemaal in hun schoenen schuiven en hoeft de maatschappij geen geld uit te geven aan hulp in eender welke vorm.

Niettemin is het boek van Dalrymple wel de moeite van het lezen waard. Hij gaat helder en met gedrevenheid in tegen de goegemeente en verdedigt zijn politiek incorrecte ideeën met verve en stevige argumenten. Ik maakte er kennis met een rechttoe-rechtaan kijk op druggebruik, geschreven in een dito stijl. Het leest ook zeer vlot.

De waarheid over druggebruik ligt echter noch links noch rechts, maar in het midden. Het is zeker zo dat individuele keuzes en verantwoordelijkheid een belangrijke rol spelen. Maar alleen al in het belang van de maatschappij kunnen mensen niet aan hun lot worden overgelaten, omdat ze zelf verkeerde keuzes hebben gemaakt.

En dan is het heel merkwaardig dat Dalrymple de therapeutische gemeenschappen dood zwijgt. Daar zwicht men niet voor het vermeende slachtofferschap van de verslaafde en spreekt hem/haar elke dag aan op de verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag. Het zou onvergeeflijk zijn indien hij als deskundige daar niet eens van afwist. Daarom verdenk ik hem ervan aan stemmingmakerij te willen doen, door deze vorm van hulpverlening niet eens te vermelden

© Minervaria

Geen opmerkingen: