WRANGHAM, R., De goedheidsparadox. Deugen de meeste mensen wel? ( Vert. The Goodness Paradox, 2019) A’dam, Hollands Diep, 2021, 492 pp. – ISBN 978 90 488 5919 1
Zijn mensen van nature goed of slecht? Over deze vraag hebben ettelijke filosofen zich het hoofd gebroken. Het antwoord ligt in het midden, stelt Richard Wrangham. In de mens zit de mogelijkheid tot goed en kwaad. Bij mensen vinden we een zeldzame en verbazingwekkende combinatie van morele neigingen van onnoemelijk wreed tot hartverwarmend vrijgevig. Waar komt deze combinatie vandaan? Hoe is dat zo gekomen?
In eerste instantie verheldert Wrangham het onderscheid tussen twee soorten agressie: reactieve en proactieve agressie. In vergelijking met zijn nauwste verwant, de chimpansee, vertoont de mens relatief weinig reactieve agressie. Chimpansees, vooral de mannetjes, zijn lichtgeraakt en heetgebakerd. De mens blinkt daarentegen uit in proactieve agressie: koelbloedig, berekenend en opzettelijk anderen aanvallen en schade berokkenen.
Waarom ontbreekt het ons aan reactieve agressie en zijn we zo bedreven in proactieve agressie?
Wat het eerste betreft zijn er opmerkelijke overeenkomsten tussen mensen en gedomesticeerde dieren, zowel in gedrag als fysieke kenmerken. Vergeleken met hun wilde soortgenoten zijn gedomesticeerde dieren ook opvallend vriendelijk en vreedzaam. Steeds meer wetenschappers beschouwen de mens als een gedomesticeerde versie van een vroege menselijke voorouder.
Maar dan stelt zich natuurlijk de vraag wie de mens gedomesticeerd heeft. Nu blijkt dat niet alle ‘gedomesticeerde’ dieren door de mens zijn getemd. Bij de bonobo, even verwant aan de mens als de chimpansee, vinden we nagenoeg alle kenmerken van een gedomesticeerde soort. Wrangham concludeert dat de bonobo zichzelf moet hebben gedomesticeerd. Hij onderzoekt hoe dit proces zich kan voltrokken hebben.
Bij de bonobo worden de mannetjes in toom gehouden door samenwerkende vrouwtjes. De mens is echter geen bonobo. De achterliggende motor van de zelfdomesticatie bij de mens is volgens Wrangham de executie van al te agressieve en dominante mannen. Dit was mogelijk omdat de vroege mensen steeds beter konden samenwerken en van elkaar leerden. Ook bij een aantal gedomesticeerde dieren vallen deze eigenschappen op.
Hieruit concludeert Wrangham dat de combinatie van samenwerking, sociaal leren en de ontwikkeling van taal de zelfdomesticatie van de mens verder in de hand werkte. Op basis van wat we weten over de neanderthaler, onderbouwt hij de stelling dat homo sapiens een veel uitgebreidere cultuur en ook moraliteit kende. Het is best mogelijk dat het gebrek aan samenwerking en hogere reactieve agressie de neanderthaler fataal geworden is in de evolutionaire wedloop met homo sapiens.
Samenwerking en overleg kan tegelijk ook de toename van proactieve agressie hebben ondersteund. Om al te licht ontvlambare mannen uit de weg te ruimen door middel van executie, moesten mensen coalities vormen. Dit resulteerde in een nieuw soort dominantie: de alfaman met absolute macht. Despotisch gedrag, het vermogen om straffeloos te doden, te straffen en te knechten, is complementair met gehoorzaamheid en meegaandheid. Oorlogvoering zit ons even ingebakken als vredevol samenleven.
Het is echter niet omdat oorlogvoering of proactieve agressie evolutionair adaptief is, dat het dan ook onvermijdelijk moet gebeuren. Vreedzame en eerlijke samenlevingen liggen in ons bereik, maar ze zullen niet vanzelf ontstaan. Ze vragen inspanning, planning, samenwerking en wetten om georganiseerd geweld te voorkomen.
Een nieuw boek van Richard Wrangham kon ik zeker niet ongelezen laten. De goedheidsparadox heeft helemaal aan mijn verwachtingen voldaan. Net als zijn vorige werken is het een voorbeeld van hoogstaand kritisch wetenschappelijk denken.
Dit is een boek om steeds weer opnieuw te lezen.
© Minervaria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten