Rijzige
belforten en kathedralen, imposante burchten en vestingen, verfijnde miniaturen,
prachtige schilderijen en beeldhouwwerken. Een aanzienlijk deel van ons erfgoed
dateert uit de middeleeuwen. Maar wat zeggen gebouwen, geschriften en
kunstwerken over de mensen zelf? Hoe leefden en dachten de middeleeuwers? En
hoe kunnen wij daar een beeld van krijgen?
De
nagelaten teksten onthullen slechts de cultuur van een zeer beperkte groep
in de middeleeuwse samenleving. De doorsnee middeleeuwer, zowel edelman als
boer, was immers ongeletterd. In De
cultuur van middeleeuws Europa doet Jacques Le Goff een poging om door te
dringen tot deze wereld, die niet de mogelijkheid bezat om zich schriftelijk uit
te drukken. Hij maakte dan ook niet alleen gebruik van de gangbare
schriftelijke bronnen, maar verwerkte de bevindingen van verscheidene wetenschappen,
zoals de archeologie, de sociale wetenschappen, de antropologie en de etnologie.
Ook de elitaire kunstuitingen, de schilderijen, boekverluchtingen, de reliëfs
en majestueuze gebouwen, onthullen ons heel wat over de leef- en denkwereld van
de middeleeuwse mens.
In dit monumentale werk krijgen we een zeer uitgewerkt beeld van de wijze
waarop de mensen van hoog tot laag zich
handhaafden in een schaarstemaatschappij. De middeleeuwen waren niet alleen een
donkere periode voor de wetenschap, maar vooral voor de doorsnee middeleeuwer.
De meeste mensen leefden voortdurend op de rand van het bestaansminimum en
kregen te stellen met herhaalde misoogsten, ziekten, natuurrampen en
oorlogsgeweld. Dit sombere beeld van de middeleeuwen druist regelrecht in tegen
de negentiende-eeuwse romantische voorstellingen van de middeleeuwen als
lichtende bakermat van de christelijke beschaving.
In het
eerste deel schetst Le Goff de hoofdlijnen van de economische, sociale en politieke geschiedenis van het Westen van de
vierde tot de veertiende eeuw. Middeleeuws Europa verrees op de ruïnes van het
Romeinse rijk. Aan het eind van de 5e eeuw stortte het ineen onder
druk van de massale invallen van de Germaanse stammen aan zijn grenzen. Het
gevolg was dat de bevolking uit de steden wegtrok en zich vestigde op het
platteland. De rijke stedelingen verschansten zich op hun domeinen en de armen
zochten hun toevlucht op de domeinen van de rijken. Zo werd de basis gelegd van
de middeleeuwse feodale samenleving.
De
structuur en het functioneren van dat soort samenleving maakt de cultuur van de
middeleeuwen begrijpelijk. Die wordt in het tweede deel van het boek uitgebreid
geëxploreerd. De middeleeuwse mens leefde in een hiërarchisch geordende
gemeenschap waarin het individu totaal ondergeschikt was aan de groep: de
familie, de clan, de heerlijkheid. Iedere mens zat aan alle kanten verstrikt in
een netwerk van verplichtingen dat hem dwong tot gehoorzaamheid, onderwerping
en solidariteit. De middeleeuwer had geen enkel besef van vrijheid in de
moderne betekenis van het woord.
In deze uitermate
behoudsgezinde samenleving had iedereen een voorbeschikte plaats en bestemming,
een idee dat door het christendom gretig werd ondersteund. Het christelijke
geloof legitimeerde de onwrikbare standenmaatschappij, de tweehoofdige leiding
op aarde van paus en keizer, de verhouding tussen het individu en de
gemeenschap, de gezinsrelaties en de positie van man, vrouw en kind. Le Goff
bespreekt de machtsverhoudingen in steden en dorpen, de positie van de
stedelijke gemeenschap ten opzichte van het platteland, de rol van de Kerk en
de kerken als instituten en de functie van het koningschap. De brandpunten van
het sociale leven komen uitgebreid aan de orde: kerken, kastelen, molens,
kroegen als ontmoetingsplaatsen. Ook de marginalen, de ketters, leprozen,
joden, tovenaars, homoseksuelen, zieken, vreemdelingen en maatschappelijk
onaangepasten hadden een functie in de christelijke middeleeuwse maatschappij.
Jacques Le
Goff geeft een indingend beeld van de volkscultuur van een analfabete massa in
een hoogst wisselvallig bestaan. Voor de middeleeuwers was de wereld een
tranendal waarin men zo goed en zo kwaad moest zien te overleven. Hun
mentaliteit en belevingswereld werden bepaald door onzekerheid en onveiligheid
en door de noodzaak om zijn angsten onder controle te krijgen. Mensen waren
zeer gevoelig voor symboliek, geloofden rotsvast in buiten- en bovennatuurlijke
werelden en zochten houvast in mirakels en godsoordelen. De middeleeuwers
stelden al hun hoop op het hiernamaals, waarin uiteindelijk rechtvaardigheid
zou heersen.
Verder rekent
Le Goff af met het wijdverspreide romantische idee dat de middeleeuwse wereld
een eenheid vormde en dat de middeleeuwer een wereldburger was. Middeleeuwers waren
weliswaar veel minder honkvast dan de moderne Europeaan, maar dat had niet
zozeer te maken met een kosmopolitische instelling als wel met een hoogst onzeker
bestaan en het feit dat men toch al zeer weinig bezat. Het middeleeuwse Europa
was een lappendeken van relatief autonome streken, de mensen leefden vooral in
kleine entiteiten en er werden tientallen verschillende talen gesproken. De
werkelijkheid was veel banaler dan bevlogen nationalisten, die zich vaak
beroepen op een groots middeleeuws verleden, het voorstellen.
Hoewel dit
werk reeds meer dan 30 jaar geleden werd geschreven, is het de moeite meer dan
waard. Het is geschreven door een eminente historicus, op basis van een diepgaande
studie van veelzijdig en origineel bronnenmateriaal. De tekst laat zich zeer
vlot lezen en wordt geregeld verlucht met zeer instructieve illustraties, zoals
geografische kaarten, plattegronden van abdijen en kerken, steden en dorpen,
kaarten van slagvelden. Dit werk heeft me van begin tot einde kunnen boeien.
@ Minervaria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten