woensdag 30 mei 2012

Groene filosofie


SCRUTON, R., Groene filosofie. Verstandig nadenken over onze planeet(Vert. Green Philosophy. How To Think Seriously About the Planet, 2012) A’dam, Uitg. Nieuw Amsterdam, 2012, 320 pp. – ISBN 978 90 468 1123 8

De milieubeweging wordt doorgaans zowel door aanhangers als door tegenstanders omschreven als ‘iets van links’. Volgens de Britse conservatieve filosoof Roger Scruton zijn milieubeschermers en conservatieven echter bondgenoten, want ze hebben gelijklopende doelen. Beiden willen een bedreigde erfenis beschermen tegen plundering en streven naar een langetermijnbeleid dat gericht is op het zuinig omgaan met natuurlijke hulpbronnen.

Maar de milieubewegingen motiveren de gewone burger niet om zijn leven te veranderen. Hun alarmkreten over nakende milieucatastrofes jagen hem angst aan en stuiten op wantrouwen en verzet. Ze leggen de nadruk bovendien teveel op politiek activisme, ingrijpende mondiale programma’s en grootschalige overheidsprojecten.

Het klopt dat mondiale problemen als klimaatverandering, olievervuiling, bergen plastic afval en verlies aan biodiversiteit niet aangepakt kunnen worden zonder regeringsbemoeienis. Maar als we problemen aan regeringen overlaten, geven we ze uit handen. Grootschalige projecten gaan bovendien spoedig een eigen leven leiden zonder verantwoording aan de burger.

Bovendien zijn mensen van nature zelfzuchtig en gaan ze niet spontaan zorgzaam om met hun leefmilieu. Individuele consumenten zijn vooral gericht op voordelen op de korte termijn. Dus moeten we zoeken naar niet-zelfzuchtige prikkels die sterk genoeg zijn om onze begeerten in te tomen en die mensen kunnen bewegen om milieubewust te leven.

Die wortelen volgens de conservatieve visie in de natuurlijke gehechtheid van mensen aan het eigen thuis en grondgebied, door Scruton oikofilie gedoopt. Deze gehechtheid zet hen ertoe aan om het leefmilieu te beschermen tegen erosie en verspilling. Wanneer mensen hun omgeving niet langer beschouwen als hun thuis dragen zij er minder zorg voor.

In zijn boek belicht Scruton wat oikofilie kan betekenen voor milieubescherming, onder welke voorwaarden ze ontstaat en hoe ze gestimuleerd kan worden. Hij verdedigt plaatselijke initiatieven tegen mondiale programma’s, burgerverenigingen tegen politiek activisme, en kleinschalige, op vriendschap gebaseerde instellingen tegen grootschalige campagnes. Hij staat kritisch tegenover regelgeving van bovenaf en tegenover milieubewegingen die een algemeen doel nastreven zonder overleg met de plaatselijke gemeenschappen.

Een conservatieve milieupolitiek berust op rentmeesterschap, overleg en gemeenschapszin. Conflicten dienen opgelost te worden door onderhandeling in plaats van door regelgeving van bovenaf. Door zelf op te treden haalt de staat het gevoel van verantwoordelijkheid bij de burgers weg. De overheid zou zich ertoe moeten beperken de voorwaarden te scheppen waaronder mensen zorg gaan dragen voor hun lokale milieu.

Scruton kant zich daarmee niet helemaal tegen overheidsregulering. De overheid moet alle nodige maatregelen nemen om de kosten van een vrije markteconomie te beperken en te beletten dat ze ten laste komen van de gemeenschap en de toekomstige generaties. Hij bestrijdt en ontkracht een aantal wijd verspreide ideeën over conservatisme en verzet zich met klem tegen het soort conservatisme dat alles ondergeschikt maakt aan het primaat van de economische vrijheid. Dit is alvast een interessante correctie op het gangbare beeld van de conservatieve politiek.

Politiek rechts wordt inderdaad niet meteen aan milieubescherming gekoppeld. Ik was dus reuzebenieuwd wat een oerconservatieve filosoof als Roger Scruton over ‘groen’ te zeggen heeft. Met zijn voorkeur voor lokale initiatieven en de nadruk op de verantwoordelijkheid van burgers voor hun eigen leefmilieu en dat van hun nakomelingen heeft hij een sterk punt. Mensen moeten zelf zorg dragen voor hun leefmilieu. Regelgeving over de hoofden van de burgers heen roept vaak verzet en onverschilligheid op. Van de overheid mag je inderdaad verwachten dat zij de voorwaarden schept waaronder de burgers het rentmeesterschap over hun eigen grondgebied kunnen uitoefenen.

Scruton onderkent wel dat milieuproblemen de nationale grenzen vaak overstijgen en derhalve niet altijd op lokaal niveau op te lossen zijn. Maar ingewikkelde en grootschalige internationale verdragen vormen een aanslag op de vrijheid en op de lokale gebruiken, zo stelt hij. Zijn alternatief is duidelijk toegesneden op de Angelsaksische landen en klinkt pover: burgers kunnen zich verenigen en via juridische weg hun rechten opeisen.

Hij gaat daarbij echter voorbij aan de machtspositie van internationale concerns waartegen burgers zeer weinig vermogen. Zelfs de nationale regeringen zijn in onze wereld de speelbal van ondernemingen die mondiaal opereren en zich de wet niet laten dicteren door nationale regelgeving. In niet-democratische landen of landen waar de burgergemeenschap zwak staat hebben deze multinationals vrij spel.

Scruton richt bovendien zijn pijlen ongenuanceerd op alles wat maar enigszins naar links ruikt. Hij noemt ‘links’ zonder onderscheid ‘oikofoob’ en laat geen gelegenheid voorbijgaan de linkse bewegingen van alle zonden Israëls te betichten. Voor een filosoof van zijn klasse is het uitermate zwak dat hij daarbij communisme, marxisme en socialisme zonder meer over dezelfde kam scheert. Hij zou beter moeten weten.

Scruton verkondigt nog meer straffe opvattingen. Als we hem moeten geloven, dan bestaat de mensheid uit twee categorieën: de goeden die de liefde voor de eigen thuis beoefenen, en de slechten die ofwel verslaafd zijn aan technologie of die een afkeer hebben van hun eigen thuis. Zo cultiveert hij kunstmatige tegenstellingen en verschillen tussen mensen. En in zijn nostalgisch verlangen naar een idyllische plattelandssamenleving, die in een snel verstedelijkende wereld steeds zeldzamer wordt, beschuldigt hij de wetenschap ervan dat ze de mens losweekt van zijn gehechtheden.

Als het de bedoeling was een breed lezerspubliek te bereiken, dan heeft Scruton de bal tenslotte behoorlijk mis geslagen. De lezer wordt overstelpt met eindeloze herhalingen en een onnodig ingewikkelde woordenvloed. Alle hoofdstukken bestaan uit lopende tekst zonder indeling, soms dertig bladzijden lang. Na het eerste hoofdstuk heb ik mezelf moeten verplichten om verder te lezen.

Ondanks voorgaande bedenkingen heb ik uit dit boek toch veel opgestoken. Het was een kennismaking met een gedachtegoed dat het mijne niet is. Het brengt een aspect van milieubeheer aan de orde waar ik tevoren weinig aandacht aan gaf. En het verschafte mij een beter inzicht in het succes van de huidige populistische en nationalistische stromingen.

©  Minervaria


Geen opmerkingen: