DEHUE,
T., De depressie-epidemie. A’dam,
Uitg. Augustus, 2008 (8e dr.), 333 pp. – ISBN 978 90457 0430 2
In
welvarende landen, waar de primaire levensbehoeften steeds beter zijn vervuld,
heeft depressie epidemische vormen aangenomen. Talloze psychiaters, psychologen,
moleculair biologen, neurologen, endocrinologen, ethologen en epidemiologen
hebben zich al over het probleem gebogen maar de stoornis lijkt steeds meer om
zich heen te grijpen. De leeftijd waarop mensen voor het eerst
een depressie krijgen komt juist lager te liggen. Dertig jaar geleden was dat
nog op je veertigste, vandaag is dat tussen je veertiende en je twintigste,
aldus onderzoeker Koen Raes.
Hoe is
het zover kunnen komen? Gaat het om een biologisch bepaalde stoornis, die al
eeuwenlang bestaat en overal voorkomt, maar pas nu in rijke landen goed
gediagnosticeerd en behandeld wordt? Is de sterke toename van depressie een
product van de farmaceutische industrie, die geld en macht vergaart door de
bevolking stoornissen aan te praten? Of heeft de verzorgingsstaat de mensen te kleinzerig
gemaakt, waardoor ze niet meer gewapend zijn tegen het leven?
In dit boek onderwerpt Trudy Dehue, hoogleraar wetenschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, deze verklaringen aan een kritische analyse. Ze laat zien dat deze niet afdoende zijn. Zij besluit dat de depressie-epidemie niet aan één enkele factor toe te schrijven is, maar aan een complex patroon van ontwikkelingen. En ze oppert een alternatieve verklaring.
Een
historische verkenning leert dat de ‘moderne’ depressie niet zonder meer terug
te brengen is tot de melancholie uit vroeger tijden. Toen hadden neerslachtigheid en depressiviteit een andere betekenis en stonden voor andere gedragingen en emoties dan wat wij nu onder depressie verstaan.
Depressie
als biologische stoornis is een product van de psychiatrie en de farmaceutische
industrie en dat beeld wordt versterkt door de neurowetenschappen, de
journalistiek, de overheid en de hulpverlening. Dat heeft grote gevolgen voor
de behandeling en de perceptie van de patiënt of cliënt. Alhoewel het beeld van
depressie als lichamelijke ziekte nog helemaal niet bewezen is, worden somberheid
en futloosheid tegenwoordig algemeen gezien als een veel voorkomende ziekte die
de dokter moet verhelpen.
Velen
wijzen met een beschuldigende vinger naar de farmaceutische bedrijven. Zij
zouden de ziekten ‘aanprijzen’ die hun medicijnen moeten verhelpen. De
farmaceutische industrie is echter niet de enige die het beeld van depressie
als biologisch verankerde stoornis onder het publiek verspreidt. Wetenschappelijk
onderzoekers moeten hun producten evengoed zien te verkopen. Geprivatiseerde
onderzoeksbedrijven zowel als universitaire laboratoria moeten opdrachten van
het bedrijfsleven binnenhalen of zelf de gang maken naar de beurs.
Trudy
Dehue ontkracht tenslotte de verklaring dat de depressie-epidemie een product
is van de hedendaagse verzorgingsstaat, die de gepamperde burger zou hebben
’verwend’ en ‘verwekelijkt'. De depressie-epidemie heeft eerder te maken met
een verharding dan met een verzachting van de samenleving. In de afgelopen
decennia maakte het ideaal van de maakbare samenleving plaats voor dat van het
maakbare individu. Waren voorheen omstandigheden meestal nog de oorzaak van
voorspoed of ellende, nu richt de aandacht zich op de persoonlijke inzet.
Daarbij
zijn mensen niet minder maar juist méér verantwoordelijkheid voor zichzelf gaan
dragen. Volgens de logica van de markt hebben mensen immers de plicht het lot
in eigen hand te nemen. Mensen zijn hun eigen onderneming geworden. Ze moeten
hun best doen om mee te kunnen in een concurrentiemaatschappij, want economisch
succes wordt gezien als maatstaf voor slagen in het leven. Steeds meer mensen
voelen zich in deze opgave tekortschieten.
In deze verfrissend kritische en tevens zeer leesbare studie legt Trudy Dehue de vinger op een steeds dieper etterende wonde. In ver
doorgevoerde vorm laat het neoliberale systeem veel mensen volledig aan hun lot
over. De verliezers hebben het aan zichzelf te wijten dat ze niet slaagden. In
een systeem dat iedereen leert primair uit te zijn op eigenbelang kan niemand
rekenen op substantiële hulp van anderen. Dat is alleen goed te verdragen voor de
echte winnaars die niemand nodig hebben.
Sedert de eerste publicatie van dit boek is het er beslist niet beter op geworden. In onze maatschappij moeten talloze mensen verwoede pogingen doen om zich te handhaven. Wie zich niet dagelijks opgewekt en uitgebreid profileert op verschillende netwerksites telt niet meer mee. Wie zich niet kan beroepen op een flitsende carrière heeft het niet gemaakt. En het aantal coaches en cursussen, die ons zullen helpen om onze eigen praktijk te doen slagen, is nauwelijks bij te houden.
Terecht
bekroonde de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek dit boek
met de Eurekaprijs van 2009 voor een populairwetenschappelijke publicatie.
© Minervaria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten