zaterdag 10 november 2007

Geen twee hetzelfde

HARRIS, J.R., Geen twee hetzelfde. Menselijke natuur en menselijke individualiteit. (Vert. No Two Alike) A'dam/A'pen, Uitg. Contact, 2006, 392 pp. – ISBN 90 254 2657 3

Mensen gedragen zich verschillend, en sommige van deze individuele verschillen blijven in de loop van hun leven bestaan. Sommige mensen zijn naar gewoonte gezagsgetrouwer, of argwanender, of vriendelijker, of meer geneigd om van slag te raken dan anderen. Psychologen schrijven deze consistente verschillen tussen individuen toe aan verschillen in persoonlijkheid.

Waar komt deze unieke persoonlijkheid vandaan? Hoe komt het dat mensen van elkaar verschillen? Zelfs identieke tweelingen die in hetzelfde gezin zijn grootgebracht verschillen in persoonlijkheid en gedrag. Deze verschillen kunnen niet genetisch zijn, want identieke tweelingen hebben dezelfde genen. Aan de opvoeding ligt het echter ook niet helemaal. Algemeen wordt door onderzoekers geaccepteerd dat mensen van elkaar verschillen door de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding.

Judith Harris, auteur van het omstreden boek Het misverstand opvoeding, bestrijdt deze stelling. Volgens haar schieten de gangbare theorieën over de vorming van de persoonlijkheid, en de oorzaken van verschillen tussen mensen, tekort. Om dit aan te tonen heeft ze deze theorieën systematisch aan een kritisch onderzoek onderworpen. Ze heeft de resultaten van talloze studies naar de herkomst van de verschillen tussen mensen met elkaar vergeleken, en komt tot de conclusie dat hun uitkomst slechts een klein deel daarvan kan verklaren. De menselijke individualiteit blijft onverklaard. Harris wil in haar boek dit mysterie ophelderen.

Zij gaat tewerk als in een speurdersverhaal. Alle algemeen aanvaarde theorieën worden daarbij als 'verdachte' beschouwd en aan een kritisch onderzoek onderworpen. Telkens blijkt dat de bewuste theorie niet kan standhouden. De gedragsgenetica levert de meest ondubbelzinnige gegevens. Ongeveer 45% van de persoonlijkheidsverschillen tussen mensen is door genetische factoren te verklaren. De overige 55% is echter slechts heel beperkt te verklaren door de invloed van opvoeding, verschillen in opvoedingsomgeving of de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding.

Harris ontwikkelde daarom zelf een theorie over de ontwikkeling en vorming van de persoonlijkheid. Zij baseert zich hiervoor op de inzichten van de evolutionaire psychologie. Mensen zijn door de evolutie gevormd om samen te leven. Hiervoor beschikken ze over 3 aangeboren mentale systemen, die door hun onderlinge wisselwerking verantwoordelijk zijn voor de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen. Deze systemen, die in de loop van de individuele ontwikkeling achtereenvolgens actief worden, laten mensen toe verschillende soorten informatie over andere mensen en zichzelf te verzamelen. Die informatie beïnvloedt dan weer het gedrag. Slechts één systeem daarvan veroorzaakt volgens haar de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen, nl. het statussysteem. Hierdoor krijgen mensen informatie over hun positie tussen anderen, en dus over zichzelf. Deze informatie stelt hen in staat om een eigen plaats te verwerven in de groep en aldus specifieke eigenschappen te ontwikkelen. Vanuit mijn eigen interesse en inzichten in het zelfbeeld, kan ik mij daar zeer goed in vinden.

Hiermee stelt Harris een nieuwe theorie voor over de ontwikkeling en oorsprong van de menselijke persoonlijkheid. Die is zeer plausibel, want in overeenstemming met de sociale ontwikkeling in de jeugd. Het is volgens Harris helemaal niet nodig, onrealistisch en foutief om onze ouders verantwoordelijk te stellen voor wie we zijn, zoals veel psychologen en therapeuten ons willen doen geloven.

Voor de vorming van haar theorie is Harris niet over één nacht ijs gegaan. Ze heeft gebruik gemaakt van een indrukwekkende hoeveelheid onderzoekswerk op heel uiteenlopende gebieden in de psychologie en biologie: evolutionaire psychologie en gedragsgenetica, sociale psychologie, ontwikkelingspsychologie, psycholinguïstiek en neurowetenschappen. Haar boek omvat dan ook een bronnenlijst van 25 pagina's.

Ongetwijfeld zullen er bedenkingen zijn en moet de theorie bijgewerkt, gecorrigeerd en verfijnd worden. De vraag blijft bijvoorbeeld of hiermee alle ouderlijke invloed op de persoonlijkheid (behalve de genetische) zomaar van de kaart kan worden geveegd, en tevens van alle opvoedingsfiguren. Een andere bedenking is dat Harris voor de empirische onderbouwing van haar inzichten in hoofdzaak verwijst naar de taalverwerving, een gebied dat zij goed kent maardat met persoonlijkheidskenmerken niets te maken heeft. Harris erkent volmondig dat haar visie moet getoetst worden, en stelt daarvoor zelf een aantal procedures voor.

Een gedurfd boek, zeer interessant en bovendien zeer onderhoudend en toegankelijk geschreven. Soms ergerde ik me aan de vele verwijzingen naar haar vorige publicatie en haar eigen particuliere situatie, waarvan vele niet relevant, maar dit mag de pret niet bederven. Het is een echte aanrader voor iedereen die geboeid is door de verschillen tussen mensen. Ik hoop dat we er verder meer over horen.

© Minervaria

Geen opmerkingen: