vrijdag 6 juli 2007

Freud en Darwin op de sofa

MAGIELS, G., Freud en Darwin op de sofa. A'pen, Houtekiet, 2006, 181 pp. – ISBN 905240 899 8

Wat hebben Freud en Darwin met elkaar gemeen? Hoe zwaar wegen hun theorieën in de weegschaal van de wetenschap? En waarom moeten ze op de sofa?

Deze illustere bijna-tijdgenoten hebben een revolutie ontketend in het denken over de mens, en nieuwe inzichten aangedragen over de wereld en onze plaats daarin. Darwin is de grondlegger van de evolutietheorie, Freud de bedenker van de psychoanalyse. Beide theorieën claimen een wetenschappelijke status. Toch beantwoordt slechts één ervan aan de kenmerken van een echt wetenschappelijke theorie. Darwin ging op een strikt wetenschappelijke manier te werk, de evolutietheorie is een sluitende wetenschappelijke theorie. Freud ontwikkelde de psychoanalyse, die al meer dan 100 jaar de psychotherapeutische praktijk beheerst, maar alle kenmerken van een pseudo-wetenschap in zich verenigt. De psychoanalyse omvat enorm veel scholen, die van elkaar afwijken en elkaar zelfs bestrijden.

Dit boek gaat over weten en niet weten, en vooral over wetenschappelijke kennis. Mensen zoeken spontaan oorzakelijke verbanden tussen verschijnselen. Deze bezigheid levert kennis op. Niet elke vorm van kennis kan wetenschap genoemd worden. De kennis die ons bereikt door middel van een verhaal, een gedicht, een schilderij of muziek is persoonlijk en subjectief. Kunstenaars pretenderen echter niet wetenschappelijke kennis te verschaffen.

Wetenschappelijke kennis is betrouwbaar, herhaalbaar en systematisch. Door haar betrouwbaarheid is ze nuttig, want ze helpt te begrijpen hoe de wereld werkelijk in elkaar zit en helpt je te overleven. Sommige kennis echter wordt door haar aanhangers als wetenschappelijk voorgesteld, alhoewel ze deze naam niet verdient. Hun kennis is pseudo-wetenschap.

Door de analyse van de werkwijze van Darwin en Freud wil Magiels verduidelijken wat wetenschappelijk werken is. Hij vergelijkt systematisch hoe beide heren hun kennis hebben vergaard, hoe ze hun hypothesen toetsten, hoe ze hun theorie verwoordden en uitbouwden, hoe ze omgingen met fouten en mislukkingen en hoe ze die verwerkten in hun theorieën. Al doende verheldert hij de criteria voor wetenschappelijke kennis, en ontmaskert hij de wegen van de pseudo-wetenschap. Tegelijk doorprikt hij een aantal mythes en misverstanden over deze grote namen. Hij illustreert hoe wetenschap veel meer is dan een mooi verhaal vertellen en zeker dan de ambitie om beroemd te worden.

En als wetenschappelijke kennis ook nuttig moet zijn, dan doorstaat de evolutietheorie deze toets veel glansrijker dan de psychoanalytische therapie. Uit gedegen onderzoek blijken andere therapievormen veel effectiever, en in de meeste gevallen scoort ze niet beter dan een placebo. De evolutietheorie daarentegen heeft haar nut ruimschoots bewezen in allerlei andere vakgebieden als de genetica, de psychologie, de pedagogie en de geneeskunde.

Magiels schrijft zeer vlot, het boek leest dan ook als een trein. Ook al kan ik zijn mening delen over het wetenschapsgehalte van de psychoanalyse resp. evolutietheorie, toch stoorde mij op het einde het triomfantelijke sfeertje dat hij rond de laatste creëert.

Een geselecteerde bibliografie over de essentiële thema's sluit het werk af.
Voor wie op een ontspannen manier wil reflecteren over wetenschappelijke kennis.

© Minervaria

Geen opmerkingen: