GOLDHAGEN, D.J., Erger dan oorlog. Volkerenmoord, eliminationisme en aanhoudende schending van de menselijkheid. (Vert. Worse than war. 2009) A’pen/A’dam, Manteau/De Bezige Bij, 2009, 719 pp. – ISBN 978 90 223 2418 9
Vanaf het begin van de twintigste eeuw is er geen moment geweest waarop niet ergens op de wereld volkeren het slachtoffer waren van massavernietiging. Voor zover we nu weten hebben die slachtingen tenminste 127 miljoen levens gekost. Daarbovenop hebben ze het leven en de toekomst van miljarden mensen grondig en blijvend verwoest. Dat is veel en veel meer dan het aantal militaire oorlogsslachtoffers. Toch krijgen massamoorden op het avondnieuws minder aandacht dan een huisbrandje en wordt er bedroevend weinig ondernomen om deze gruwel te voorkomen of te stoppen.
Deze laksheid wordt veroorzaakt door een verkeerd begrip van de krachten achter massavernietigingen. Al te vaak wordt massamoord beschouwd als een uit de hand gelopen situatie of een ongewenste manifestatie van de menselijke natuur. Als je alle massamoorden uit de 20e eeuw grondig bestudeert kom je echter tot andere conclusies, stelt Daniel Goldhagen. Massamoord is geen oncontroleerbaar gebeuren, maar een min of meer systematische manier waarop groepen, volkeren of staten zich ontdoen van groepen mensen die niet gewenst zijn.
In veel maatschappijen is men van oordeel dat bepaalde groepen schadelijk zijn voor het welzijn van de meerderheid of soms van een machtige minderheid. Zo groeit het verlangen om bepaalde bevolkingsgroepen te elimineren. Achter massamoord, massale verdrijvingen, enorme kampsystemen, uithongering en massaverkrachtingen zit een eliminatie-ideologie.
Vooroordelen, hatelijkheden en wraakzin kunnen lange tijd tamelijk onschuldig ondergronds smeulen, maar vervolgens snel uitlopen in gewelddadige en moorddadige handelingen. Alles wat daarvoor nodig is, zijn politieke leiders die gedreven zijn door een eliminatie-ideologie en de latent aanwezige eliminatieovertuigingen van mensen tot leven wekken. Zij zijn de hoofdrolspelers die het eliminatiebeleid bepalen en de massavernietigingen in gang zetten.
Leiders begaan deze misdaden immers niet zonder hulp van anderen. De uitvoering ervan wordt weliswaar slechts door een of een paar mensen in gang gezet, maar ze wordt gedragen door een groot deel van de bevolking, die er met genoegen aan meewerkt. Ieder lid van die samenleving dat niet nee zegt, draagt dus een zware persoonlijke verantwoordelijkheid. Binnen hetzelfde politieke en culturele klimaat vermoordt of martelt immers niet iedereen als de gelegenheid zich voordoet. Mensen maken die keuze op basis van hun visie op de samenleving.
Goldhagen toont overvloedig aan hoe breed gedragen eliminatieovertuigingen in de afgelopen eeuw konden leiden tot een ontmoedigende reeks wrede massaslachtingen. De concrete realisatie ervan kan variëren, de onderliggende motieven zijn gelijkaardig. Sommige groepen mensen worden ongewenst of schadelijk geacht en moeten daarom verdwijnen. Uit de wijze waarop deze gewelddadige uitbarstingen ophouden, leren we welke doorslaggevende rol politieke leiders spelen.
Hoe komen mensen op het idee dat leden van bepaalde groepen moeten uitgeschakeld worden? En waarom zijn daar in de afgelopen eeuw zoveel miljoenen mensen slachtoffer van geweest? Goldhagen betoogt dat eliminatiepolitiek in de hand gewerkt wordt door de wijze waarop de moderne politieke wereld is gestructureerd. Vooral in niet-democratische staten die aan natievorming doen, dromen politieke leiders, en met hen veel gewone burgers, over het radicaal veranderen van de maatschappij volgens een veelbelovend scenario.
De onderlinge afhankelijkheid van moderne staten en de toenemende democratisering heeft het gevaar op massale eliminatie over de gehele wereld misschien verminderd, maar op kleinere schaal bestaat het nog. De grootste actuele bedreiging gaat volgens hem uit van de politieke islam. Voor het moment is dit de enige hedendaagse politieke ideologie met mondiale ambities, die het gebruik van geweld predikt om het beleid, de maatschappij en de cultuur van andere landen te hervormen.
Het is de hoogste tijd dat de internationale gemeenschap de omvang van dit inhumane fenomeen onderkent en doeltreffende actie onderneemt. Hij toont aan hoe slecht de internationale instituties en het mondiale statenstelsel op dit moment toegerust zijn om een einde te maken aan massamoord en –eliminatie. De internationale arena kan bovendien moeilijk strikte en effectieve maatregelen treffen die gericht zijn op het bestrijden van massaslachtingen, en zeker niet op de vele verschijningsvormen van eliminatie. De organisatie van de Verenigde Naties en de internationale wetgeving maakt het voor staten zelfs mogelijk om een eliminatiebeleid uit te voeren.
Alleen een fundamentele verandering van de internationale instituties en de ingesteldheid van de deelnemende landen kan een einde maken aan uitroeiingsbeleid. Ondertussen hoeven we echter niet machteloos toe te zien. Hij ziet mogelijkheden in een internationaal offensief om meer landen te democratiseren en in de afschrikking van een rigoureus strafbeleid. Deze interventies kunnen de politieke en culturele grond wegmaaien onder de voeten van politieke leiders die eliminatiebeleid overwegen en hen verhinderen het daadwerkelijk uit te voeren. Voorts wijst hij op de verantwoordelijkheid van de media om correcte en volledige informatie te verspreiden.
Voor dit lijvige werk heeft Goldhagen met talloze slachtoffers en overlevenden van massaslachtingen gepraat en hun getuigenissen opgetekend. Hij heeft nagenoeg alle gevallen van massamoord in de afgelopen twintigste eeuw grondig bestudeerd, wat ook de politieke achtergronden, motieven en ideologische kleur van de daders waren. Daarom is het des te opvallender dat hij met geen woord rept over de verdrijving van honderdduizenden Palestijnen door Israël, noch over de decennialange gijzeling in afgesloten gebieden zonder een reëel politiek en economisch perspectief. Hij kan natuurlijk aanvoeren dat het niet om massamoord gaat, maar het maakt wel deel uit van een eliminatiepolitiek, die zijn grond vindt in een zuiverheidsideologie.
Toch kan niemand dit beklijvende werk zonder meer naast zich neerleggen. Geen mens kan onberoerd blijven bij de schrijnende onmenselijkheden, gruwelijkheden en wreedheden die miljoenen mensen in de afgelopen eeuw moesten ondergaan. Het moet onze diepe verontwaardiging wekken. Deze feiten moeten ons tevens waarschuwen voor iedere politieke leider die de bevolking, op welke manier ook, probeert op te zetten tegen een andere bevolkingsgroep. Een openbaar betoog dat slachtoffergroepen vernedert en kleineert zet mensen immers aan tot haat en baant de weg voor potentiële eliminatieprogramma’s.
© Minervaria
Aansluitend:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten