woensdag 8 september 2010

Geopolitiek van emoties

MOISI, D., Geopolitiek van emoties. Hoe culturen van angst, vernedering en hoop de wereld veranderen. (Vert. The Geopolitics of Emotion)A’dam, Uitg. Nw Amsterdam, 2009, 256 pp. – ISBN 978 90 486 0576 3

De geopolitiek bestudeert het verband tussen de geografische ligging en gesteldheid van een natie en haar binnenlandse en buitenlandse politiek. Voor bodemgesteldheid, klimaat, grondstoffen en bereikbaarheid lijkt dat vrij vanzelfsprekend. Een eilandnatie gedraagt zich bijvoorbeeld anders dan een continentale natie. Landen die rijk zijn aan grondstoffen voeren vaak een andere politiek dan landen die het vooral moeten hebben van arbeid.

De politiek van een land wordt niet alleen beïnvloed door objectieve geografische factoren, maar ook door de overheersende collectieve sentimenten bij de bevolking. Aanslagen, terrorisme en wreedheden, maar ook grandeur, pracht en praal, in de wereldpolitiek zien we ze allemaal voorbij komen. Als je de geschiedenis en de wereld waarin we leven echt wilt begrijpen moet je oog hebben voor de cruciale invloed van emoties, zegt Dominique Moïsi. Vooral bij conflicten merken we dat emoties een veel grotere rol spelen op het politieke toneel dan wij denken.

Emoties weerspiegelen immers hoe een gemeenschap naar zichzelf en de toekomst kijkt. Vooral deze sentimenten die het vertrouwen van mensen in hun politieke leiders en hun toekomst weerspiegelen zijn belangrijk voor de binnenlandse politiek en de relaties tussen culturen en staten. Als de mensen vertrouwen hebben in zichzelf en de toekomst, dan voelen ze zich hoopvol gestemd. Wie achteruitgang of een minder rooskleurige toekomst verwacht wordt beheerst door angst. En mensen die zich niet gerespecteerd weten en het gevoel hebben voorbijgelopen te worden, voelen zich vernederd.

Op de emotionele wereldkaart vinden we de hoop vooral in Azië, de angst in Europa en Noord-Amerika en de vernedering in de Arabisch-islamitische wereld.
Het onsamenhangende Azië heeft zich binnen het tijdsbestek van ruim een halve eeuw ontwikkeld van een continent van oorlog tot een continent van hoop. Voor grote aantallen Aziaten zijn op economisch en sociaal gebied ongekende kansen en mogelijkheden in zicht gekomen. In het vooruitzicht van gestaag toenemende welvaart hebben ze er het volste vertrouwen in dat ze de levensstijl van het Westen zullen kunnen evenaren. Moïsi ziet voor de Aziatische landen, de opkomende machten China en India op kop, echter ook immense uitdagingen. Willen ze de hoop levend houden, dan zal China politieke hervormingen moeten toelaten terwijl India de schrijnende maatschappelijke ongelijkheid zal moeten aanpakken. Japan heeft deze inhaalslag al veel langer gemaakt en deelt de sentimenten van Europa en Noord-Amerika.

Deze continenten zetten voor het eerst in twee eeuwen niet langer de toon. Het Westen ziet de toekomst zorgelijk tegemoet, geconfronteerd met de opkomst van Azië als economische en politieke macht en de dreiging van gekwetste naties en volkeren in het Midden-Oosten. Amerika en Europa worstelen elk op eigen manier met angst. Die groeiende angst zet het democratische ideaal onder druk en verdeelt het Westen. Toch is er hoop indien Amerika minder bereid is om politieagent te spelen in de wereld en Europa zich sterker opstelt, aldus Moïsi. In dit verband formuleert hij interessante argumenten voor de toelating van Turkije tot de Europese Unie.

Het kruitvat van de wereld situeert zich - het is het intrappen van een open deur - in het Midden-Oosten. De Arabisch-islamitische wereld wordt beheerst door een gevoel van politieke en culturele vernedering en wrok. Dat wortelt in de val van het Ottomaanse Rijk en de nasleep ervan en in de stichting van de staat Israël dat een systematisch vernederingsbeleid voert. Frustratie over het globaliseringsproces heeft die sentimenten nog versterkt. De cultuur van de vernedering doet in alle geledingen van de islamitische samenleving haar invloed gelden. Veel mensen hebben alle hoop laten varen dat er in deze wereld nog vooruitgang mogelijk is en verliezen zichzelf in religie en mythevorming. Ze idealiseren het verleden, wentelen zich in slachtofferschap, ontkennen de ware oorzaken van de problemen en staan zo zelf een betere toekomst in de weg. Volgens Moïsi bestaat de grote uitdaging voor de rest van de wereld erin de Arabische wereld aan te moedigen en te steunen om geleidelijk zijn starheid en verdedigende houding te verzachten.

Maar kan dat gerealiseerd worden? Kan de wereld waarin wij leven de angst en vernedering overstijgen en hoop doen opflakkeren? Welke politieke strategieën zijn nodig om de cultuur van hoop te versterken? Bestaat er een recept voor de wereld?
Het is belangrijk dat volken, landen en leiders zich niet vastklampen aan de status quo en verandering aanvaarden, zegt Moïsi. Voor ieder continent houdt dit andere uitdagingen in. Maar voor iedereen geldt dat hoop berust op verdraagzaamheid. Een van de wegen daartoe is een beter inzicht in de culturele en historische verschillen tussen en overeenkomsten met de Ander.

Natuurlijk is de geschetste emotionele wereldkaart veel genuanceerder. Er zijn grote onderlinge verschillen tussen de landen in eenzelfde deel van de wereld. Rusland, Iran, Israël, Afrika en Latijns-Amerika ontsnappen bovendien aan een emotionele indeling, maar zullen wel een grote rol spelen in de internationale uitdagingen van de komende eeuw. Ze worden door Moïsi in een afzonderlijk hoofdstuk bondig toegelicht.

Dit boek bestaat uit een grondiger en vollediger uitwerking van een aantal essays die de auteur in de loop van twee jaar heeft gepubliceerd. Het is geschreven in dezelfde geest van denkers die zich niet willen overgeven aan doemdenken en zich blijven inzetten voor een betere wereld voor iedereen. Evenals Susan Neiman houdt Moïsi een pleidooi voor hoop en idealisme. Het is zeer boeiende lectuur en ik heb het in één adem uit gelezen. Dat de tekst eenvoudig is en derhalve vlot leesbaar heeft daar zeker toe bijgedragen.

© Minervaria

Over de auteur:
Dominique Moïsi behoort tot 's werelds meest vooraanstaande geopolitieke denkers. Hij is als hoogleraar verbonden aan Harvard University en een van de oprichters van het IFRI, het Franse Instituut voor Internationale Betrekkingen.

Geen opmerkingen: