maandag 16 augustus 2010

De ondergang van het oude Europa

CARTER, M., De ondergang van het oude Europa. Drie dynastieën, één familie en de opmaat tot de Eerste Wereldoorlog. (Vert. The Three Emperors) A’dam, Uitg. Balans, 2010, 584 pp. – ISBN 978 90 5018 8401

Op 28 juni 1914 werd de Oostenrijkse troonopvolger in Sarajevo neergeschoten. Niemand verwachtte toen dat deze schietpartij zou uitmonden in een verwoestende wereldoorlog die aan miljoenen mensen het leven heeft gekost. Maar de tijd was rijp voor een oorlog. Tussen de Europese grootmachten leefden al ettelijke decennia sluimerende conflicten over gebiedsuitbreiding en heerschappij. De politieke verhoudingen bevonden zich in een impasse. Ieder land had zich ingegraven in een groeiend wantrouwen en de spanning liep steeds verder op. In Oostenrijk en Duitsland stonden militaire en politieke elites te popelen om de strijd aan te gaan. Ze werden gesteund door achterhaalde ideeën over aristocratische suprematie en door sociaaldarwinistische opvattingen, die strijd als een fundamenteel levensprincipe vooropstelden.

De eerste wereldoorlog bracht een radicale ommekeer in de Europese staatkundige inrichting en de onderlinge verhoudingen. Een van de meest opvallende veranderingen was de ondergang van drie belangrijke dynastieën. Het hele bouwwerk van Europese monarchieën lag onherstelbaar aan gruzelementen. Wellicht niet toevallig was de enige die de oorlog overleefde deze van Groot-Brittannië. Daar had de monarchie al sinds de 17e eeuw haar politieke invloed moeten afstaan aan regering en parlement. De keizerrijken Duitsland, Oostenrijk en Rusland werden republieken. Democratie, zelfbeschikking en medezeggenschap hadden het gewonnen van autocratie. Europa was niet meer onderworpen aan de hiërarchieën en grillen van koningen en koningshuizen.

Het verhaal van de ondergang van deze dynastieën is dus een goed gekozen insteek voor een studie van de periode voor de eerste wereldoorlog. Aan de hand van de levens van de Duitse keizer Wilhelm, de Russische tsaar Nicolaas en de Engelse koning George beschrijft de historica Miranda Carter hoe Europa evolueerde van autocratie naar democratie en zelfbeschikking.

Als nazaten van Koningin Victoria behoorden deze vorsten tot een grote, maar disfunctionele familie. Ze werden geboren in een wereld waarin de erfelijke monarchie een vast gegeven was. Ze leefden in de hopeloos achterhaalde opvatting dat een sterke solidariteit tussen vorstenhuizen de beste manier was om een hechte band tussen landen te behouden. Onderlinge huwelijken en het internationale karakter van koninklijke families waren een garantie voor vrede en goede internationale betrekkingen.

Alle Europese hoven deden wanhopige pogingen om de nieuwe volksbewegingen voor zeggenschap en gelijkwaardigheid buiten de deur te houden. Ze bleven geloven in de aangeboren superioriteit van vorsten en hun goddelijke roeping, en verwierpen halsstarrig alle democratische en republikeinse principes. Hun trouw aan het verleden verplichtte hen om hoge muren van etiquette te bouwen om de wereld buiten te sluiten. Ze ontleenden hun identiteit aan beleefdheidsvormen, kleding en hiërarchie. Om zich te kunnen onderscheiden van het gewone volk verloren ze zich in eindeloze kleingeestige en willekeurige regeltjes. Alleen het Engelse koningshuis hield er enigszins realistischer opvattingen op na. Het is wellicht niet toevallig dat het als enige de oorlog overleefde.

Miranda Carter volgt de drie koninklijke hoogheden in hun jeugd, opvoeding en opleiding. Ze groeiden eenzaam op zonder het verruimende en corrigerende gezelschap van leeftijdsgenoten en kregen een heel beperkte opleiding. Ze leerden niet veel meer dan hun eigen wil opzij te zetten, niet verder te kijken dan hun eigen omstandigheden, niet nieuwsgierig te zijn en niet teveel vragen te stellen. Als volwassene waren ze slecht voorbereid om met de moderne wereld om te gaan. Ze bewogen zich in een narcistische en hypocriete glamourwereld, geobsedeerd door protocol en etiquette. In de decennia voor de oorlog deden zich voor hun ogen belangrijke politieke gebeurtenissen voor die zij door hun beperkte conservatieve wereldbeeld verkeerd interpreteerden. Op basis hiervan namen ze vaak cruciale beslissingen die hen of hun entourage in de problemen brachten.

We lezen hoe de labiele, zelfingenomen, patserige Duitse keizer en de arrogante en wereldvreemde tsaar Nicolaas door hun betweterigheid hun land naar de ondergang dreven. Dit resulteerde in de vernietiging van hun familierelaties, hun troonsafstand, verbanning en dood. De verlegen George had het geluk langer dan zijn neven zonder politieke verantwoordelijkheid te kunnen leven, maar hij moest wel mee beslissen over hun lot.

Dit boek biedt een boeiende inkijk in een vergeten wereld die nog niet zo ver achter ons ligt. De lezer wordt ondergedompeld in de oorlogszuchtige sfeer van het fin de siècle. Carter belicht de politieke opvattingen en roerselen in de laatste decennia van de 19e eeuw uitgebreid en gedetailleerd. Voor de moderne Europeaan is het bijna niet meer voor te stellen dat vorsten en hun families zoveel in de politieke pap te brokken hadden, en dit niet eens zo lang geleden. Deze monarchen vonden het bijvoorbeeld heel vanzelfsprekend hun persoonlijke ambities naar hegemonie en macht te realiseren door gebiedsuitbreiding of het ruilen van koloniën zoals fiches in een gezelschapsspel.

Wat anders wellicht een droog relaas vol politieke feitjes was geweest werd een vlot leesbaar geheel door de levendige beschrijving van de leefstijl en de eigenaardigheden van royalty’s. Dit omvangrijke werk over een minder bekende periode in de Europese geschiedenis laat zich lezen als een roman.

© Minervaria

Geen opmerkingen: