APPIGNANESI, L., Gek, slecht en droevig. Een geschiedenis van vrouwen en psychiatrie van 1800 tot heden. (Vert. Mad, Bad and Sad) A’dam, De Bezige Bij, 2009, 576 pp. – ISBN 978 90 234 4059 8
Over anorexia en boulimia, meervoudige persoonlijkheden, posttraumatische stressstoornis en borderline had men voor 1950 nog niet gehoord. Niemand lijdt nog aan monomanie, neurasthenie, hysterie, melancholie, of dementia praecox. Het aantal psychische stoornissen lijkt in de loop der eeuwen bovendien alleen maar toegenomen en ze worden steeds complexer. Komen die ‘oude’ stoornissen niet meer voor, heeft men alleen andere namen geplakt op hetzelfde of is er iets anders aan de hand?
Er is waarschijnlijk geen medische discipline waar de meningen over oorzaken en aard van ziekte zo sterk meedeinen met de tijdsgeest als de psychiatrie. Niet alleen de opvattingen en denkbeelden over geestelijke gezondheid en ziekte zijn kind van hun tijd. Ook de uitingen en symptomen van krankzinnigheid zijn onderhevig aan culturele modes en maatschappelijke ontwikkelingen. De ziektebeelden zelf weerspiegelen het onbehagen van hun tijd. En heel speciaal vrouwen fungeren als de graadmeters van sociale problemen.
In dit boek reconstrueert Lisa Appignanesi de veranderingen in de opvattingen over afwijkend gedrag en waanzin in de afgelopen 2 eeuwen. Vanaf het einde van de achttiende eeuw werden mensen met afwijkend gedrag en opvattingen niet meer verdacht van hekserij of bezetenheid. Onder invloed van de Verlichtingsideeën kreeg het gebied van de geestesstoornissen de aandacht van de medische professie. Psychisch onevenwichtige mensen werden patiënten die begrip en behandeling nodig hadden.
In de daarop volgende eeuwen heeft de psychiatrie zich tot een volwaardige medische discipline ontwikkeld. Er werden uitvoerige individuele ziektegeschiedenissen opgesteld. Die vormden de basis voor steeds weer nieuwe en meer verfijnde verklaringsmodellen en behandelingsmethodes. Hete baden voor zwakke zenuwen legden het af tegen hypnose en later psychoanalyse voor de bezwarende omstandigheden in het verleden van de patiënt. Die werden dan weer gevolgd door cognitieve gesprekstherapie en door medicatie als behandeling van neurologische disfuncties. Er werden en worden zeer uiteenlopende diagnoses gesteld en behandelingen uitgevoerd, maar in feite tast men nog steeds in het duister over de oorzaken van psychische stoornissen.
In meerdere opzichten hadden vrouwen een beslissende invloed op de ontwikkeling van de psychiatrie. De moderne psychiatrie heeft zich grotendeels ontwikkeld op basis van de behandeling van vrouwen. Dit hoeft niet te verbazen want hormonale schommelingen en bepaalde gebeurtenissen in een vrouwenleven, zoals zwangerschap, de geboorte van kinderen en de menopauze, maken hen vatbaarder voor een stoornis zowel van lichaam als van geest.
Maar er is meer. Iedere maatschappij hanteert vrij strikte normen voor wat normaal en abnormaal gedrag is. Vrouwen in het bijzonder werden tot ver in de twintigste eeuw gedwongen in een keurslijf van verwachtingen en vooroordelen. Ze konden vaak alleen aan de opgelegde dienstbaarheid ontsnappen door te ‘kiezen’ voor een chronische ziekte als een manier van leven. Openlijk rebellerende vrouwen werden bovendien gemakkelijk met een of andere stoornis bedacht.
De professionalisering had immers nadelen: de arts meende het in zijn eentje beter te weten. Mensen werden soms onterecht als zenuwziek of krankzinnig beschouwd en vrouwen waren daar het eerste slachtoffer van. In een tijd waarin artsen een codeboek hanteerden met strenge repressieve regels voor vrouwen kwamen vele jonge vrouwen in het ziekenhuis of het gesticht terecht. Als ze niet in de pas liepen werden ze opgesloten. De geschiedenis van Martha Hurwitz illustreert het droevige lot van vrouwen die vegeteerden in gestichten, ten prooi aan medische hardnekkigheid.
Het is maar de vraag of vrouwen nu minder dwang ervaren om zich te conformeren aan maatschappelijke beeldvorming. Ook in onze tijd vormen ze het leeuwendeel van de consumenten van psychische hulpverlening. Twee van de drie cliënten die gebruik maken van gespreksbehandelingen zijn vrouwen, en hetzelfde geldt voor het gebruik van slaap- en kalmeermiddelen en antidepressiva. Het aantal meisjes en vrouwen met eetstoornissen groeit onrustwekkend en steeds meer mensen, vooral vrouwen, gaan gebukt onder posttraumatische stressstoornissen.
Vrouwelijke thema’s bepaalden ook lange tijd de veronderstelde oorzaken van geestesziekte. Onder invloed van de psychoanalyse vormden seksualiteit en de moeder-kindrelatie lang de belangrijkste verklaringsmodellen voor zowel een normale als een afwijkende psychische ontwikkeling. Daarbij is het eigenlijk een beschamende vaststelling dat deze evolutie in belangrijke mate op rekening van vrouwen in het beroep te schrijven is.
Vrouwen figureerden in de geschiedenis van de psychiatrie immers niet alleen als patiënt. Al heel vroeg waren ze actief in de theorievorming over psychische stoornissen en in de behandeling van mensen met psychische problemen. Alhoewel vrouwen als Anna Freud en Melanie Klein zich distantieerden van de eng-seksuele denkbeelden van hun mannelijke collega-psychoanalisten, introduceerden zij de ontspoorde moeder-kindrelatie als verklaring voor psychische stoornissen. Zo zadelden zij talloze vrouwen op met het beeld van het moederschap als biologische bestemming van de vrouw en met een onterecht schuldcomplex over het nastreven van persoonlijke ontwikkeling en aspiraties en over de problemen van hun kinderen. Vooral in de Verenigde Staten heeft dit verklaringsmodel onrechtstreeks bijgedragen tot de huidige angstcultuur waarin de gruwelijk verwende “zijne majesteit het kind” de scepter zwaait en zijn ouders tot knikkende slaven bombardeert.
De groei en bloei van de psychiatrie heeft niet kunnen beletten dat het aantal geestelijke problemen en stoornissen in onze tijd exponentieel is toegenomen. In een individualistische samenleving worden van sociale problemen al te gemakkelijk individuele problemen gemaakt. De epidemie van nieuwe ziektebeelden en stoornissen als aandachtstekort en anorexia bijvoorbeeld kan in verband gebracht worden met het overaanbod aan informatie en het heersende schoonheidsideaal.
Deze magistrale en ongemeen rijke cultuurgeschiedenis van de psychiatrie is gebouwd rond twee lijnen. In de eerste laat Lisa Appignanesi een keur van grote en minder grote namen uit de psychiatrie uitgebreid de revue passeren. Van Philippe Pinel, die als eerste de krankzinnigen van hun ketenen bevrijdde, over Sigmund Freud en zijn talloze volgelingen in de psychoanalyse tot de antipsychiatrie van Laing, ze komen allen aan de orde. De andere lijn wordt gevormd door beroemde casussen van vrouwelijke psychiatrische patiënten die een belangrijke bijdrage leverden aan een beter begrip van geestelijke stoornissen in hun eigen tijd. Haar verhaal is daarmee zowel diepgaand als zeer ruim uitgewerkt.
Deze benadering heeft enkele nadelen. Door de vele details komt de evolutie van de veranderende inzichten niet altijd goed uit de verf. Zonder basiskennis over de psychiatrie en over de verschillende ‘scholen’ is het betoog waarschijnlijk nog moeilijker te volgen. De vrouwen in de casussen behoorden bovendien in hoofdzaak tot de elite of de jetset van hun tijd. We krijgen dus vooral het verhaal van een weliswaar invloedrijke minderheid die zich een vooruitstrevende behandeling kon permitteren. Het lot van de mensen uit de lagere klassen wordt nauwelijks belicht, evenmin als de vaak deplorabele toestanden in de toenmalige gekkenhuizen. Dit vind ik jammer.
De bloemrijke literaire taal is aangenaam om te lezen, maar de lange en complexe zinnen, hoewel passend bij de behandelde tijdsperiodes, maken het begrijpen er niet eenvoudiger op. Het derde deel over de moderne psychiatrische ontwikkelingen is voor de doorsnee lezer dan ook veel inzichtelijker.
Niettemin is het een meesterwerk in meerdere opzichten!
© Minervaria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten