vrijdag 11 december 2009

Koken. Over de oorsprong van de mens

WRANGHAM, R., Koken. Over de oorsprong van de mens. (Vert. Catching Fire. How Cooking Made us Human) A’dam, Nw. Amsterdam, 2009, 272 pp. – ISBN 978 90468 0586 2

Wat zorgde ervoor dat wij menselijk werden? Welke krachten hebben ertoe geleid dat uit een gemeenschappelijke voorouder twee verschillende soorten als mens en mensapen ontstonden?

Algemeen wordt aangenomen dat het eten van vlees cruciaal is geweest voor de groei van de hersenomvang van Homo. Mensen zijn inderdaad trouwe vleeseters. Maar het spijsverteringsstelsel van mensen is evenmin als dat van hun naaste neven ingesteld op het eten van rauw vlees. Chimpansees zijn verzot op vlees, maar ze doen er uren over om het rauwe vlees van een rode colobusaap te kauwen en te verteren. Zonder bereiding zou de mens er met zijn kleinere kaken en tanden nog langer over doen. Maar als vlees zo belangrijk is voor het ontwikkelen van een grotere hersenomvang, waarom heeft de mens dan zwakkere kaakspieren, kleinere kaken en tanden?

Als verklaring voor het ontstaan van de mens voldoet de vleeshypothese niet. De Britse primatoloog Richard Wrangham introduceert een beter idee. De plotse spectaculaire groei van de hersenomvang bij de vroege Homo Erectus kan volgens hem veel beter verklaard worden door de kookhypothese. Het ontstaan van Homo is het gevolg van het leren beheersen van het vuur en het eten van bereide maaltijden.

Tot nu toe werd koken vooral beschouwd als een culturele aanpassing aan de menselijke natuurlijke toestand. Maar Wrangham meent dat het net omgekeerd is. Het menselijk lichaam heeft zich evolutionair gezien aan het eten van gekookt of bereid voedsel aangepast. Mensen zijn evolutionair aangepast aan het eten van bereid voedsel op dezelfde manier waarop koeien zijn aangepast aan het eten van gras of vlooien aan het zuigen van bloed.

Koken is van fundamenteel biologisch belang geweest voor de vorming van het menselijk lichaam en van de menselijke natuur. Wrangham toont overtuigend aan hoe koken vrij snel tot aanzienlijke adaptieve veranderingen heeft geleid die passen bij een zachter en energierijker dieet. De kookhypothese verklaart volgens hem niet alleen waarom mensen grote hersenen hebben en kleine organen, maar ook waarom we onze vacht verloren, onze baby’s ter wereld komen met een dikke onderhuidse vetlaag en waarom we rechtop gingen lopen en onze klimvaardigheden verloren.

Wrangham toont verder aan hoe koken leidde tot het specifiek en universeel menselijke sociale gedrag. In tegenstelling tot de meeste primaten delen mensen spontaan voedsel met elkaar en eten ze samen op gezette tijdstippen. De kookhypothese biedt ook een betere verklaring dan de vlees- en jachthypothese voor de ontwikkeling van de zo typisch menselijke gezinshuishouding met traditionele sekserolpatronen en gezinsverhoudingen. Ze maakt duidelijk waarom wereldwijd vrouwen kwetsbaarder zijn voor mannelijke overheersing, ook waar ze evenveel zeggenschap hebben over hun eigen leven en niet als minderwaardig aan de man worden beschouwd.

De hypothese van Wrangham krijgt stevige onderbouwing van inzichten uit zeer verschillende hoeken: de voedingsleer, de fysische eigenschappen van voedsel en de veranderingen als gevolg van koken of bereiden, de resultaten van paleo-antropologisch onderzoek en de bevindingen van antropologen bij de moderne jager-verzamelaars.

Koken heeft de mens veel voordelen gebracht. De afhankelijkheid van gekookt voedsel heeft echter een keerzijde. Voor de primitieve mens was koken weliswaar gunstig, maar ook arbeidsintensief en vol problemen. Het was een dagelijkse opgave om aan voldoende gekookt voedsel te komen. Zo is het nog altijd voor miljoenen mensen in grote delen van de wereld.

Maar voor de gelukkigen die in overvloed leven is er een ander probleem. Zij hebben steeds voldoende gekookt voedsel voorhanden en worden dik. Wrangham gelooft niet in een ‘zuinigheidsgen’ dat mensen vet doet opslaan voor schaarsteperioden. Mensen worden gewoon dikker omdat ze steeds meer voorbewerkt en dus energierijk voedsel eten. Voor hen is de uitdaging niet om voldoende bereid maar zo gezond mogelijk voedsel te krijgen.

Als er ooit een tijdmachine wordt uitgevonden waarmee mensen naar hun verre verleden kunnen kijken, zullen ze echt te weten komen wat hen mens heeft gemaakt. Voorlopig moeten we het doen met hypothesen. De kookhypothese van Richard Wrangham kan de toets met de traditionele vlees- en jachthypothese volgens mij met voorsprong doorstaan.

Net als zijn vorige boek Agressieve mannetjes is Koken zeer degelijk gedocumenteerd en boeiend en toegankelijk geschreven.

© Minervaria

Aansluitend: recent onderzoek lijkt een ondersteuning te bieden voor de theorie van Wrangham
Ontkrachtende bevindingen:

Geen opmerkingen: