maandag 9 november 2009

Het hongergen

RUPPEL SHELL, E., Het hongergen. De oorzaken van overgewicht. (Vert. The hungry gene) A’dam, De Arbeiderspers, 2004, 298 pp. – ISBN 90 295 3677 2

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn er in de wereld 1,6 miljard mensen met overgewicht, van wie 400 miljoen met obesitas. Overgewicht is de meest voorkomende en duurste voedingsstoornis van de 21e eeuw. Verontrustend is bovendien dat het aantal obese kinderen in het afgelopen decennium met meer dan de helft is toegenomen.

Zwaarlijvigheid vormt immers niet alleen een belemmering voor veel activiteiten. Het is de oorzaak van psychisch en fysisch lijden en kan een normaal leven onmogelijk maken. Ernstig overgewicht kan ook leiden tot gezondheidsproblemen zoals diabetes, hart- en vaatziekten en een verstoorde nierfunctie. Zwaarlijvige mensen geven jaarlijks fortuinen uit aan veelbelovende maar soms levensbedreigende afslankproducten en -programma’s. Zodra ze met de kuur stoppen komen de verloren kilo’s er echter doorgaans pijlsnel weer bij.

Aan overgewicht kleeft bovendien nog altijd een maatschappelijk stigma. Zwaarlijvigheid wordt nog algemeen beschouwd als het gevolg van ongeremde gulzigheid en gebrek aan zelfbeheersing. Veel artsen gaan er ook nu nog van uit dat obesitas geen medisch probleem is maar hooguit een probleem van leefstijl met medische gevolgen.
Toch klopt het niet. Want hoe komt het dat bepaalde mensen mogen eten wat ze willen en toch niet aankomen en andere dik worden?

Intussen heeft de wetenschap het deksel op de doos van zwaarlijvigheid gelicht. Dank zij doorgedreven onderzoek weet men nu dat overgewicht niet één maar verschillende oorzaken heeft. Mensen met ernstig overgewicht eten inderdaad meer dan ze verbruiken. Maar ze hebben dat niet helemaal in de hand. Eetlust is voor een belangrijk deel genetisch bepaald. Anders dan de titel van het boek doet vermoeden zijn er naar schatting wel 30 verschillende genen bij betrokken. Honger en verzadiging zijn heel sterke krachten die grotendeels genetisch bepaald zijn. Ons eetgedrag is het resultaat van een ingewikkeld samenspel tussen een zuinig metabolisme, een bewegingsarme cultuur en onaangepaste eetgewoontes.

We gaan er intuïtief van uit dat basisbehoeften biologisch eenvoudig geregeld zijn. Niets is echter minder waar. Eetgedrag is veel ingewikkelder dan de vroegere psychologische verklaringen ons voorhielden. Omdat de voedselvoorziening van ons lichaam zo fundamenteel is voor de voortplanting, heeft het lichaam gedurende de evolutie extra mechanismen ontwikkeld om te zorgen dat we genoeg voedingsstoffen binnen krijgen.

Ook al hebben we de indruk dat we zelf kiezen wat, wanneer en hoeveel we eten, we laten ons fundamenteel leiden door onze biologie en onze omgeving. Stofwisseling, hongergevoel en verzadigingsgevoel worden geregeld door verschillende biochemische systemen in de hersenen en de rest van ons lichaam. Ze zorgen ervoor dat we perioden van voedselschaarste doorkomen. Voor dergelijke omstandigheden wil ons lichaam graag een reserve hebben. Sommige mensen leggen van nature een grote reserve aan en hebben meer neiging tot overeten dan andere. Ironisch genoeg zijn juist de mensen met een aanleg die in het verleden gunstig was om zware lichamelijke arbeid te verrichten in de moderne samenleving in het nadeel.

Wetenschapsjournaliste Ellen Ruppel Shell presenteert een overzicht van de wetenschappelijke kennis die men in het begin van de 21e eeuw over overgewicht en obesitas heeft verworven. Eerst reconstrueert zij de moeizame zoektocht naar de biologische basis van ons eetgedrag en hongergevoel. Het is een ingewikkeld verhaal met veel zijsporen en –wegen, en bezaaid met de wolfijzers en schietgeweren van vetes tussen wetenschappers onderling en van verwoede kapingspogingen van de voedings- en supplementenindustrie. Heel zeker was het niet eenvoudig om uit dit verwarde kluwen een coherent verhaal te distilleren. In haar pogingen om de waarheid recht te doen verliest Ruppel Shell zich echter vaak in de intriges en anekdotes.

Wie erin slaagt zich door deze hoofdstukken te worstelen, wordt echter ruimschoots beloond. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat overgewicht en de toenemende obesitaspandemie het resultaat is van de wisselwerking tussen genetische, prenatale en omgevingsfactoren. In de laatste hoofdstukken legt Ruppel Shell op een boeiende en inzichtelijke wijze uit hoe we dit kunnen begrijpen.

Ze legt uit waarom in een samenleving waarin voedsel onbeperkt verkrijgbaar is niet alle mensen dik worden en waarom voor sommige mensen eten verslavend is en hen nog meer doet eten. Ze maakt duidelijk hoe ons later eetgedrag reeds in de prenatale ontwikkeling wordt bepaald. En ze verheldert waarom wereldwijd steeds meer mensen aan overgewicht lijden, maar in het ene land meer dan het andere.

Bewegingsarmoede in een samenleving met een autocultuur en chronisch tijdgebrek maakt het mensen steeds moeilijker om vet te verbranden. Ruppel Shell vertelt een hallucinant verhaal over de onstuitbare groei van de fastfoodindustrie en de misleidende tactieken van de voedingsindustrie die aan obesitas fortuinen verdient. En ze houdt een krachtig pleidooi voor overheidstussenkomst en wetten tegen de reclame die mensen, en vooral kinderen, aanzet ongebreideld te consumeren.

Ongetwijfeld werden sedert de publicatie van dit boek de inzichten in de achtergronden van overgewicht verder bijgesteld en verfijnd. Toch heb ik met dit boek mijn sterk verouderde kennis van de basisprincipes van onze energie- en gewichtshuishouding kunnen bijwerken. Ik ben bovendien anders naar dikke mensen gaan kijken en heb meer begrip gekregen voor mensen met overgewicht.

© Minervaria

Geen opmerkingen: