zaterdag 26 september 2009

Darwin in een notendop

van ROOSMALEN, M., Darwin in een notendop. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2009, 121 pp. - ISBN 978 90 351 3418 8

Geen enkele wetenschappelijke theorie heeft ons denken over de natuur en onszelf zo ingrijpend beïnvloed als de evolutietheorie van Charles Darwin. Ze wordt bovendien volop ondersteund door het onderzoek en de bevindingen van de moderne natuurwetenschappen. Die stellen ons in staat om de details bij te stellen en de onderliggende processen beter te begrijpen, maar het basisidee blijft stevig overeind.

Toch bestaan er zelfs onder deskundigen nog zeer veel misverstanden over het ontstaan en de overleving van de soorten. En nog steeds kent noch aanvaardt een groot aantal mensen de evolutietheorie en is er een – gelukkig kleinere – groep die ze actief bestrijdt. Geheel ten onrechte, want de evolutietheorie is waterdicht en wordt gestaafd door een massa wetenschappelijke bewijzen. Dat er desondanks nog altijd radicale en rabiate tegenstanders zijn, zegt misschien wel veel meer over de juistheid van de evolutietheorie dan zij durven vermoeden.

De evolutietheorie is echter helemaal niet zo eenvoudig als ze op het eerste zicht lijkt. Marc van Roosmalen, bioloog in hart en nieren, onderneemt in dit dunne boekje een poging om ons wegwijs te maken. Hij start met een vrij uitgebreide biografie van de bescheiden, noeste werker en veelzijdige wetenschapper Charles Darwin. Het deed me plezier dat hij daarin ook recht doet aan de onmisbare inbreng van zijn vriend Alfred Russell Wallace, die ten onrechte vaak vergeten wordt.

De grootste verdienste van Darwin is niet dat hij het evolutie-idee heeft gelanceerd, maar dat hij een aannemelijk natuurwetenschappelijk verklaringsmodel opstelde voor de biodiversiteit op aarde. Al in de oudheid hadden een paar Griekse filosofen het idee van een evoluerende natuur overwogen. Die gedachte werd naar de achtergrond verdrongen door het christendom. Vanaf de moderne tijd werd ze weer leven ingeblazen door de bevindingen van de geologie en talrijke fossiele vondsten. Het tweede hoofdstukje vertelt de beknopte geschiedenis van het evolutionaire denken met de belangrijkste vertegenwoordigers tot Charles Darwin.

Vervolgens schetst van Roosmalen hoe de evolutietheorie de moderne natuurwetenschappen heeft beïnvloed en vorm gaf aan het neodarwinisme. We krijgen er onder meer een snelcursus genetica, en een zeer beknopte inleiding in de sociobiologie, de moleculaire fylogenetica, de microbiologie en de evolutionaire ontwikkelingsbiologie. Zelfs voor de lezer met enige voorkennis is dit hoofdstuk door de wetenschappelijke terminologie een taaie brok.

Voor onze inspanning worden we echter beloond met een heel boeiende en leerrijke toepassing. Waarom moeten we de harde schaal van noten eerst kraken om de vrucht te kunnen opeten en kunnen we zonder gevaar op vergiftiging in een appel bijten maar laten we de pitjes beter ongedeerd? De evolutietheorie verklaart waarom planten verschillende soorten vruchten hebben en hoe we kunnen weten welke eetbaar zijn en welke niet. In het vierde hoofdstuk deelt van Roosmalen zijn grondige kennis met ons over de co-evolutie van planten en dieren. Dank zij deze inzichten was hij in staat om een paar jaar probleemloos in het regenwoud te overleven op een dieet van zaden en vruchten.

Het boek sluit af met een interview uit 2002 van Wim Swinnen met Johan Braeckman over enkele veel voorkomende misverstanden over de evolutietheorie.

Behalve het derde hoofdstuk, dat minder toegankelijk is voor de doorsnee lezer, is dit boekje vlot leesbaar. Wie niet veel tijd heeft maar toch een degelijke en inzichtelijke inleiding wil lezen over de evolutietheorie zal er zeker zijn gading vinden. De kleine letters maken het lezen echter minder comfortabel en er zijn geen illustraties, beide waarschijnlijk in functie van het formaat van het boek.

© Minervaria

Geen opmerkingen: