De grootste tragedie in de geschiedenis van de mensheid zou wel eens het zich toe-eigenen van de moraliteit door de godsdienst kunnen zijn.
Arthur C. Clarke
Maar is dat wel zo? Kan een deugdelijk stelsel van normen en waarden inderdaad niet zonder religie? Is moraliteit mogelijk zonder godsgeloof?
Veel discussies over normen en waarden worden vertroebeld door slordigheid inzake terminologie en argumentatie, aldus L.M. de Rijk, prof.em. aan de Universiteit Leiden. Als taalfilosoof is hij natuurlijk zeer bedreven in de zorgvuldige analyse van terminologie en logische argumentering. Een serieus te nemen debat over normen en waarden moet voldoen aan de vereisten voor ieder debat, stelt hij, namelijk een doeltreffende en heldere argumentatie. De vraag is dus of religie een deugdelijke argumentatie kan bieden voor de te hanteren normen en waarden in een samenleving.
Argumentatie en debat zijn gebaseerd op redelijkheid, en daarvoor moeten we ons wenden tot de filosofie. In de eerste plaats vraagt de Rijk zich af wat de filosofie ons te vertellen heeft over de rede en de relatie van de rede tot de werkelijkheid. In de loop der eeuwen had men daarover verschillende opvattingen. Het besluit is dat wij de dingen kennen door de waarneming en niet door het denken. Denken en werkelijkheid vallen niet samen, wat gedacht wordt is niet feitelijk of waar.
Vervolgens gaat hij na wat religie ons kan vertellen over de dingen. Religie kan twee betekenissen hebben. De eerste is een innerlijke grondhouding, de ervaring van het 'hogere' of de God-in-ons. De tweede, die gewoonlijk godsdienst wordt genoemd, postuleert een transcendente God. De Rijk toont overvloedig aan dat alle bewijzen voor het bestaan van een transcendente God echter op niets uitlopen. Geloofsinhouden zijn te beschouwen als allegorische waarheden, geloofsuitspraken als metaforen, producten van de menselijke verbeelding.
Cruciaal in zijn betoog is het verhelderende onderscheid tussen waarheid en werkelijkheid. Hiervoor hanteert de Rijk taalkundige criteria. Wat waar is kan worden waargenomen en geverifieerd. Werkelijk is wat werkzaam is, betekenis of zin heeft of gegeven wordt. Gezien God alleen kan bestaan als innerlijke houding, hebben geloofsuitspraken en -inhouden geen waarheids- maar een werkelijkheidsgehalte. Een niet-bestaande transcendente God kan dus ook geen normen en waarden opleggen of postuleren. Zedelijke beginselen staan helemaal niet op zichzelf, ze wortelen in de menselijke verbeelding. Voor wie religieus denkt en voelt hebben normen en waarden te maken met de God-in-ons.
Als er geen instantie is buiten onszelf die normen en waarden oplegt, vanwaar komen ze dan en hoe absoluut en algemeen geldig kunnen ze dan zijn? Zoals begrippen niet op zichzelf staan, maar een verbeelde abstractie van een concrete realiteit zijn, bestaan algemene en abstracte principes volgens de Rijk ook niet op zich, maar komen ze voort uit de praktijk. Morele argumentatie vertrekt vanuit het persoonlijke en concrete handelen en niet van het algemene en abstracte.
Religieuze beginselen kunnen dus niet gelden als sanctie voor het praktisch handelen. Dit geldt evenmin voor politieke ideologieën. Er zijn geen universele beginselen. Moraal en politiek hebben betrekking op het regelen van het leven en de sociale omgang, en niet op beginselen.
Daarmee geeft de Rijk een stevige onderbouwing aan maatschappelijke en politieke tolerantie. Kwesties als het dragen van de hoofddoek en onaanvaardbare ideologieën bijvoorbeeld moeten als een praktisch probleem worden beschouwd. Alleen bij aanwijsbare redenen om aan te nemen dat het (uit)dragen ervan provocatief of ordeverstorend is of een adequaat functioneren in de weg staat dient de overheid maatregelen te nemen.
Het antwoord op de basisvraag luidt dus volgens de Rijk: religie is niet onontbeerlijk als fundament voor een deugdelijke morele praktijk noch voor een stelsel van normen en waarden. We mogen aan religie en ideologie niet meer waarde geven dan ze verdienen: ze situeren zich in het innerlijke gebied van de gedachten en verbeelding. Religie en ideologie hebben een functie voor de betekenis- en zingeving van het handelen. De regie van de dagelijkse handel en wandel is en blijft echter in handen van de praktiserende mens.
Dit is een belangrijk boek, vooral in een periode waarin de invloed van religieuze groepen en bewegingen op belangrijke morele vraagstukken toeneemt of de voortgang van de discussie belemmert, bijvoorbeeld in het euthanasiedebat en het gebruik van embryo's voor stamcelonderzoek. Het verwondert me dus dat het zo weinig bekend is.
Dit boek levert vooral een theoretische bijdrage aan het debat over de plaats en rol van religie in het politieke beleid. Dat godsdiensten hun aanhangers voorhouden dat er een transcendente God bestaat, of dat individuele mensen hun moreel handelen laten leiden door dit idee, wordt door de Rijk niet ter discussie gesteld. Hij betwist ook niet dat religie het leven en de menselijke omgang voor veel mensen zinvol maakt. Het gaat er alleen om dat elke logische argumentatie faalt als ze dit aan andersdenkenden proberen op te leggen. Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn.
Mij sprak vooral de zorgvuldige en stapsgewijze afwikkeling van de redenering aan.
Het taalgebruik is inzichtelijk en maakt de toch moeilijke materie best leesbaar.
© Minervaria
1 opmerking:
In de huidige maatschappij valt het op dat het rond de normen en waarden die niet al te lang geleden nog golden, niet al te best gesteld is. Tevens mag duidelijk zijn dat zich veel mensen van de religie afwenden of dat recentelijk al gedaan hebben en daarmee de normen en waarden die door de religies opgelegd werden, niet langer als de hunne zien.
De religie heeft als richt- en meetpunt afgedaan en de media en het grenzenloos consumeren zijn er voor in de plaats gekomen. Zoals van de mensheid te verwachten valt, kiest men, bij gebrek aan richtlijnen, voor het schijnbare en vooral oppervlakkige genot. De mens is vooral opportuun en gegeven een keuze, zal de mens altijd voor het hoogste genot (meestal de slechtste keuze) kiezen.
Maar de autoriteit van de diverse religies is gekrompen dan wel verdwenen en de nieuwe autoriteit of religie die ervoor in de plaats is gekomen, heet 'snel genot'. Met slechts weinig normen en waarden omdat het bij het najagen van deze verleidelijke nieuwe godheid aan een rationele opvoeding ontbreekt. Deze zo belangrijke opvoeding door de familie is, door tijdgebrek, overgenomen door de tv en internet. De media kunnen veel maar het zal de kinderen aan liefde en warmte ontbreken. De komende generatie zal het u uiteindelijk niet in dank afnemen. Een verloren generatie?
Een reactie posten