KOOPS, W., Gemankeerde volwassenheid. Over eindpunten van de ontwikkeling en doelen van de pedagogiek. Houtem/Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 2000, 88 pp. – ISBN 90 313 3417 0
In dit essay vertrekt de auteur van drie vaststellingen:
1) kinderen worden niet meer opgevoed tot volwassenheid, ze zijn in zekere zin voortijdig volwassen;
2) volwassenen zien kinderen minder als subject van opvoeding dan als object van identificatie;
3) de pedagogiek ziet minder dan ooit kans om volwassenheid te definiëren en in termen van opvoeding te operationaliseren.
Koops noemt dit gemankeerde volwassenheid op 3 niveaus. Deze vaststellingen vormen meteen de probleemstelling: hoe kunnen wij dat begrijpen, en hoe kunnen wij dit probleem oplossen? Deze probleemstelling wordt systematisch aangepakt.
In het eerste hoofdstuk gaat Willem Koops in op de geschiedenis van het kind. Hij stelt vast dat het kind in toenemende mate werd geïnfantiliseerd, d.w.z. beschouwd als een leeftijdscategorie onderscheiden van de volwassenen. Hij baseert zich hiervoor op de theorieën van verschillende gezaghebbende pedagogen uit de 19e en 20e eeuw. Het resultaat van deze ontwikkeling is volgens Koops dat kinderen steeds verder apart zijn gezet van de volwassenen, en dat in onze tijd het kind nauwelijks door volwassenheid kan worden aangetrokken. Het kind heeft immers toegang tot dezelfde informatie als de volwassenen, maar het moet niet de verantwoordelijkheid nemen. Tegelijkertijd gaan volwassenen zich meer en meer met het kind en de jeugd identificeren. Ze zijn voor het kind eigenlijk geen echte opvoedingsfiguur meer. Beiden, het kind en de volwassene, zijn dus gemankeerd volwassen.
In het tweede hoofdstuk gaat de auteur in op de mogelijke inbreng van de ontwikkelingspsychologie om dit probleem op te lossen. Hij baseert zich hiervoor op de ideeën van de klassieke ontwikkelingspsychologie, m.n. die van Piaget. Hij komt daarbij tot de conclusie dat het einddoel van de ontwikkeling, zoals die door de klassieke ontwikkelingspsychologie wordt geformuleerd, onvoldoende doordacht en te willekeurig is om als doel van de opvoeding te kunnen worden genomen. Mijn bedenking in deze is, dat hij hier eigenlijk te eenzijdig is. Er is nog veel meer dan de cognitieve richting in de ontwikkelingspsychologie. Toch kan ik ermee akkoord gaan dat de pedagoog een normatief opvoedingsdoel nodig heeft, en dat de psychologie dit niet kan leveren, aangezien zij een beschrijvende en verklarende wetenschap is.
In het laatste hoofdstuk gaat hij in op het doel van de opvoeding: volwassenheid. Hij baseert zich hiervoor op de inzichten van Herbart en Langeveld, en komt tot de conclusie dat deze nog absoluut niet voorbijgestreefd zijn. Maar de pedagogiek als wetenschap laat zich (in elk geval in Nederland) teveel in met empirisch onderzoek, en besteedt nauwelijks aandacht aan (het actualiseren van) de opvoedingsdoelen. In die zin, besluit hij, lijdt ook de pedagogiek aan gemankeerde volwassenheid.
De belangrijkste taak van de pedagogie, concludeert Koops, is dus zich te buigen over de vraag: waartoe willen of moeten wij opvoeden? Welke volwassenheid wensen wij en hoe kunnen wij het kind daarheen begeleiden? "Impopulaire vragen over beschikbaarheid van de ouders (die het zo irreversibel steeds maar drukker krijgen met carrières, geld verdienen en consumeren), zullen daarbij niet uit de weg kunnen worden gegaan." (p. 78-79). Hulpwetenschappen daarbij zijn de ethiek en de ontwikkelingspsychologie.
In dit essay wordt ingegaan op een belangrijk probleem in onze maatschappij. Veel kinderen kennen nauwelijks een voorgeleefde volwassenheid. De auteur zelf: "Wie de zelfverantwoordelijke, zelfbepaalde volwassenheid niet aantrekkelijk weet te maken, en het kind laat waar het is, het zelfs eerder als object van identificatie dan als object van opvoeding wenst te zien, moet niet verbaasd zijn bij kinderen onmaatschappelijk gedrag en hedonisme aan te treffen. Zulke kinderen verrichten liever betaald werk voor hun weekendbehoeften, dan dat ze zich intellectueel voorbereiden op een maatschappelijke taak. Zulke kinderen worden de volwassenen, die altijd meer willen consumeren." (p. 76)
Het lezen van dit dunne boekje is mij heel goed meegevallen. Het is geschreven in een zeer begrijpelijke taal. Misschien heeft dit te maken met het feit dat Willem Koops eigenlijk ontwikkelingspsycholoog is, en dus geen specialist in de (historische) pedagogiek. Hij weet zijn inzichten op een eenvoudige wijze over te brengen, en gaandeweg word je als lezer meer geboeid door de probleemstelling. Misschien had de auteur deze nog wat beter kunnen concretiseren bij het begin. Het boekje leest vlot, al moet je m.i. toch enigszins op de hoogte zijn van de theorieën van belangrijke pedagogen om bepaalde zaken goed te begrijpen. Enige vertrouwdheid met de wijze waarop in Nederland zowel psychologisch als pedagogisch onderzoek wordt verricht kan ook nuttig zijn.
Naschrift: in het licht van de steeds meer opvallende zware criminaliteit bij jongeren is dit essay zeer relevant. Zie ook: van den BRINK, Geweld als uitdaging. De betekenis van agressief gedrag bij jongeren. 2001
© Minervaria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten