woensdag 16 april 2008

Mannelijkheid

MANSFIELD, H.C., Mannelijkheid. (Vert. Manliness) A’dam, Meulenhoff, 2008, 388 pp. – ISBN 978 90 290 8019 4

Wij leven in een maatschappij waarin rechten, plichten of positie niet door sekse bepaald worden: de sekseneutrale samenleving. Nooit eerder in de geschiedenis heeft een dergelijke terechte gelijkheid tussen de seksen bestaan.

Toch zijn daarmee de maatschappelijke verschillen tussen mannen en vrouwen niet geheel verdwenen. Alle pogingen ten spijt om mannen en vrouwen als gelijken te beschouwen en te behandelen, blijven seksegebonden stereotypen en rolverdeling voortbestaan. Er zijn nog altijd veel meer mannen in hogere maatschappelijke functies dan vrouwen, en de meeste mannen blijven een afkeer hebben van ‘vrouwenwerk’. Seksespecifiek gedrag en seksestereotypen blijken hardnekkig en haast niet uit te roeien. Hoe komt het dat ze stand houden in een sekseneutrale samenleving? Wat heeft dit met mannelijkheid (en vrouwelijkheid) te maken?

Volgens Harvey Mansfield heeft sekse in deze maatschappij haar diepere betekenis verloren. De sekseneutrale samenleving zoals we die nu kennen berust op de overtuiging dat mannelijkheid resp. vrouwelijkheid niet bestaan. Vooral mannelijkheid wordt negatief bekeken. Het woord mannelijkheid roept misbruik op, agressie, onderdrukking, minachting. Is dat werkelijk zo, of moeten wij mannelijkheid beter definiëren en herwaarderen? En hoe moet dat gebeuren, welke kapstokken hebben we hiervoor?

In zijn boek poogt Mansfield een zinvolle discussie op gang te brengen over mannelijkheid - en dus ook vrouwelijkheid. Hij is van mening dat een beter begrip van echte mannelijkheid hiertoe een essentiële voorwaarde is. En die is meer dan wat gewoonlijk voor mannelijkheid doorgaat. Hij wil een pleidooi houden voor de waarde van beschaafde mannelijkheid.
Wat een natuurlijke eigenschap is moet immers bijgeschaafd worden wil ze maatschappelijk waardevol kunnen worden. Mannelijkheid noch vrouwelijkheid in ongepolijste vorm stemmen immers vrolijk.

Mansfield gaat dus op zoek naar wat bijgeschaafde mannelijkheid kan betekenen. Hiervoor gaat hij eerst te rade bij de wetenschap. Alle wetenschappelijke onderzoeken bevestigen de geldigheid van seksestereotypen. Toch verschaft de wetenschap geen bruikbaar antwoord op zijn vraag. Ze ontleedt mannelijkheid wel in verschillende eigenschappen, maar verbindt ze niet. Ze analyseert maar synthetiseert niet en komt daardoor niet bij de ‘ziel’ van mannelijkheid resp. vrouwelijkheid. Mannelijkheid (en vrouwelijkheid) is meer dan een verzameling eigenschappen.

Vervolgens verdiept hij zich in literatuur en filosofie. Hier vindt hij andere antwoorden, waarin hij zichzelf en zijn ideeën beter terug vindt. Volgens hem wordt mannelijkheid gekenmerkt door zelfvertrouwen en leidinggeven. Bij mannelijkheid staat het belang van het individu centraal. Mannen moeten zich belangrijk kunnen voelen, en dat kan problemen geven als een man dit zonder meer wil bereiken. De waarlijk in hogere zin mannelijke man is immers niet iemand die zichzelf laat gaan, maar iemand die zichzelf weet in te tomen. Daaronder verstaat hij onder andere hoffelijkheid, respect voor zwakkeren, ondernemingszin en verantwoordelijkheidszin. Hij gaat deze visie toetsen bij verschillende denkers en schrijvers.

Wat moeten we nu met mannelijkheid in de sekseneutrale samenleving? De verschillen tussen mannen en vrouwen zullen blijven bestaan en kunnen dus niet genegeerd worden. De erkenning van mannelijkheid zal ons echter toelaten om die te polijsten en bij te schaven, zodat ze een deugd kan worden en niet een hinderlijke eigenschap. Dit geldt mutatis mutandis voor vrouwelijkheid, en is volgens Mansfield een taak van de feministische beweging. In hun deugden vullen mannen en vrouwen vullen elkaar perfect aan. Ze dienen niet in alles elkaars evenknie te zijn.

Voor de sekseneutrale samenleving betekent dit volgens Mansfield dat de terecht verworven gelijkheid tussen de seksen enkel zin heeft in het publieke domein. In het privédomein zouden mannen en vrouwen keuzes moeten kunnen maken in overeenstemming met hun natuurlijke seksespecifieke voorkeuren. Dit zou volgens hem leiden tot meer tevredenheid zowel bij mannen als bij vrouwen.

Er valt iets voor deze stelling te zeggen, omdat de erkenning van de eigenheid van mannen resp. vrouwen meer ontspanning kan brengen in de man-vrouwrelaties in het privéleven. Maar ze zitten ook gevaren in.

Ze kan een excuus vormen voor mannen om het huishouden en een meer eerlijke taakverdeling daarin gewoon naast zich neer te leggen. Vrouwen die in het publieke domein ook willen meetellen worden hierdoor weer opgezadeld met een dubbele taak.
Mansfield laat ook de politiek-economisch-maatschappelijke implicaties van zijn standpunt buiten beschouwing. Zolang bestaanszekerheid en leefomstandigheden van individuele burgers en gezinnen vooral afhangen van buitenhuisarbeid, zullen vrouwen in een moeilijke positie blijven als het gaat om de keuze tussen en combinatie van gezin en werk.

Als, beweert Mansfield, het huishouden echter meer eer zou meebrengen, zouden vrouwen zich er met plezier op toeleggen. Dan heeft Mansfield zich waarschijnlijk zelf nog niet vaak ingelaten met repetitief en geestdodend werk als strijken en poetsen. Zolang het huishouden en de zorgtaken in het gezin maatschappelijk en financieel nauwelijks gewaardeerd worden en als vanzelfsprekend worden beschouwd, zal het met de eer ervan wel treurig gesteld zijn. En zijn argument riekt toch heel sterk naar het discours van de vrouw aan de haard.

Mansfield schreef naar eigen zeggen echter geen praktijkboek maar een boek voor denkers, en dit is op zich een verdienste. Toch is het een ronduit elitair boek, ontoegankelijk geschreven in een zeer ingewikkelde taal. Je moet al heel veel literaire en filosofische achtergrond bezitten om zijn betoog een beetje te kunnen volgen. In ieder geval geen goede werkwijze als je wil dat je opvattingen invloed krijgen.

© Minervaria

Geen opmerkingen: