zondag 9 december 2007

De biologie van de overtuiging

LIPTON, B., De biologie van de overtuiging. Hoe je gedachten je leven bepalen. (Vert. The Biology of Belief.) Deventer, Uitg. Ankh-Hermes, 2007, 254 pp. – ISBN 90 202 8451 5

Een intrigerende titel, meer heeft een boek niet nodig om nieuwsgierigheid op te wekken. Zou Lipton de biologische basis van overtuigingen hebben ontdekt? Indien zo, dan zou hij een baanbrekend verband gevonden hebben tussen biologische processen en een moeilijk te vatten psychologische eigenschap die een doorslaggevende invloed heeft op ons gedrag. De ondertitel is minder origineel, hierover is al meer geschreven.

Ik had het kunnen weten. De ontdekkingen van Lipton zijn helemaal niet zo wereldschokkend als hij voorgeeft. Als celbioloog heeft hij gedurende ongeveer 20 jaar het metabolisme van de cel bestudeerd. Hierbij maakte hij de veranderende inzichten mee over de invloed van de genen op de werking van de cel. Vroeger dacht men dat de genen de celwerking autonoom aansturen. Omgevingsinvloeden kunnen echter genen aan- of uitzetten, waardoor ze al dan niet tot expressie komen. Er zijn vermoedens dat celeigenschappen die aldus verworven worden ook op volgende generaties kunnen worden overgedragen, maar dit moet nog verder onderzocht worden. De studie daarvan gebeurt in een nieuwe tak van de biologie, de epigenetica. Deze ontdekkingen druisen in tegen het genetisch determinisme, dat gedurende een tijd de biologie beheerste. Ondertussen is de “Nieuwe Biologie”, zoals Lipton ze noemt, al een hele tijd niet meer zo “nieuw”.

Lipton stelt zichzelf echter voor als een roepende in de woestijn. Als je hem mag geloven, dan moet hij opboksen tegen een weerbarstig bastion van wetenschappers die star aan de vroegere denkbeelden vasthouden. Daarmee geeft hij een totaal vervormd beeld van het beoefenen van wetenschap. Theorieën worden er immers altijd als voorlopig beschouwd tot een ander model een betere verklaring geeft van de werkelijkheid. Voor men echter een nieuw model aanvaardt dient er deugdelijk wetenschappelijk bewijs te zijn. Bovendien sluit een nieuwe wetenschappelijke theorie niet per definitie de oudere uit. Beide verklaren vaak verschillende aspecten van dezelfde werkelijkheid. Lipton stelt de nieuwe theorie echter ongenuanceerd voor als een nederlaag voor de vorige. Ook Charles Darwin deelt in dit lot. Lipton heeft veel kritiek op de evolutietheorie, maar hij lijkt die toch niet goed te begrijpen. Hij verwart bijvoorbeeld neodarwinisme en sociaal-darwinisme.

Een dergelijke houding is typerend voor iemand die zich miskend voelt. Door persoonlijke problemen heeft Lipton inderdaad een carrière aan de universiteiten van Wisconsin en Stanford moeten opgeven. Tijdens een opdracht aan een universiteit op de Caribische eilanden heeft hij een persoonlijk keerpunt meegemaakt. Om moeilijke leerstof aan de studenten inzichtelijk te presenteren maakte hij gebruik van de analogie tussen de werking van de cellen en het leven van mensen. De cel staat in wisselwerking met haar biologische omgeving, zoals de mens zijn leven ontplooit in wisselwerking met de sociale omgeving.

Lipton zou geen goede celbioloog noch auteur zijn als hij het biologische proces niet helder en begrijpelijk kon voorstellen. De eerste hoofdstukken in zijn boek zijn dan ook zeer interessant en goed uitgewerkt. Hij slaagt er in om toch ingewikkelde materie inzichtelijk aan de ondeskundige man/vrouw te brengen.

Maar hij gaat de mist in waar hij zijn metafoor een werkelijkheidsstatus geeft. Biologische processen worden door hem kritiekloos gepsychologiseerd. Aan cellen kent hij bewustzijn toe, terwijl hij niet eens een definitie geeft van bewustzijn. Aan de cel worden ook andere psychologische eigenschappen als intelligentie, emoties, perceptie, en natuurlijk overtuigingen toegeschreven. Daarvoor wordt, niet geheel onverwacht, de kwantumfysica ingeschakeld.

En daar gaat Lipton helemaal uit de bocht. Waar serieuze wetenschappers hun levenswerk maken van de natuurwetenschappelijke verklaring van psychische fenomenen als gedachten en bewustzijn, heeft Lipton het al gevonden: gedachten zijn energie van de geest. Zijn verhaal raakt verder steeds meer doorspekt met aanvallen op de zogenaamd gevestigde medische orde, die de bewijzen van energetische geneeswijzen niet wil zien, en alternatieve geneeswijzen naar het verdomhoekje verwijst. De kracht van de geest, meer bepaald van overtuigingen, op het lichamelijk functioneren is inderdaad aanzienlijk, echter niet zonder meer af te leiden uit de kwantumfysica.

Naarmate je verder komt wordt het betoog van Lipton slordiger en mistiger. Over hoe gedachten biologische processen beïnvloeden en vice versa, wat toch de kern van het boek zou moeten zijn, blijft hij – hoeft het te verwonderen? – bijzonder vaag en aan de oppervlakte. Aan de werking van stress worden hoogstens een paar bladzijden vuil gemaakt. De consequenties van zijn stellingen voor goed ouderschap zijn over het algemeen niet meer dan het intrappen van open deuren. Hij besteedt zeer veel aandacht aan het belang van de prenatale fase, maar vergeet te vermelden dat de resultaten van dergelijk onderzoek zeer discutabel zijn.

In de epiloog komt uiteindelijk de aap uit de mouw. Van niet-gelovig is Lipton op slag een gelovige geworden (p. 203). Het universum is volgens hem de instantie die de eiwitschakelaars in de cel bedient (p. 205) en de aard van het celmembraan heeft hem overtuigd dat we onsterfelijke spirituele wezens zijn (p. 204). De epiloog ruikt helemaal naar het doemscenario waarin de wetenschap speelt voor God. Wetenschap wordt verengd tot het gebruik van een pil bij problemen, en wordt beschouwd als de aanzet tot een amorele materialistische levenswijze. En als hij er ook nog het karma bij betrekt, weten we zeker hoe laat het is. Lipton heeft een ‘openbaring’ gekregen en overgiet deze met een wetenschappelijk sausje.

In een addendum beveelt hij PSYCH-K aan, een psychologische energietechniek (sic). Het oordeel is aan de sceptici.

Het boek sluit af met een uitgebreide bibliografie, maar ik heb er weinig gerenommeerde wetenschappers gevonden.

“Schoenmaker, blijf bij je leest!” is de boodschap die Bruce Lipton zou moeten ter harte nemen. Dit boek is volgens mij alleen interessant voor de heldere uitleg over het celmetabolisme. Als geheel mag het gerust op de esoterische plank.

© Minervaria

2 opmerkingen:

Tinne zei

Gelukkig zijn er ook nog mensen die minder sceptisch zijn en de boodschap van Bruce Lipton begrepen hebben zoals hij ze bedoelt. Ik kocht het boek na een seminar wat ik bijwoonde. Scholen zouden méér baat hebben met dit boek in hun verplichte leerpakket dan eender welk andere.

Minervaria zei

Beste, het valt te hopen dat scholen hun leerlingen van beter studiemateriaal blijven voorzien, zodat ze later zelf kunnen kiezen tussen belief en gezond scepticisme.