maandag 30 april 2007

De volmaakte ketterij

O'SHEA, S., De volmaakte ketterij. Leven en dood van de Middeleeuwse Katharen. (The Perfect Heresy) Utrecht, Het Spectrum, 2003, 320 pp. – ISBN 90 274 7960 7

"Doodt hen allen, God zal de zijnen herkennen."
Of Arnaud Amaury, de monnik die de kruistocht tegen de Albigenzen leidde, deze uitspraak werkelijk heeft gedaan is niet zeker. In ieder geval werden op 22 juli 1209 alle inwoners van de stad Béziers, meer dan 20.000, genadeloos afgeslacht. Na deze gebeurtenis was het slechts een kwestie van tijd vooraleer de ketterij helemaal was uitgeroeid. Toen het kathaarse geloof al decennia lang zieltoogde werd de laatste kathaarse parfait Guillaume Bélibaste in 1321 op de brandstapel ter dood gebracht.

Stephen O'Shea, journalist en vertaler, schreef het relaas van het kathaarse drama voor niet-specialisten. Hij heeft hiervoor uitgebreide research gedaan en zich gebaseerd op grondig historisch onderzoek in de afgelopen vijtig jaar. Zijn verhaal gaat niet over de hele geschiedenis van het kathaarse geloof, noch over het geloof zelf, maar over de periode vanaf de eerste vervolging tot de definitieve ondergang van de katharen.

De ketterij van de katharen kwam op in een periode waarin West-Europa aan een religieuze heropleving begon. Het was een soort pacifistisch christendom, dat tolerantie en armoede nastreefde. Het fundamentele twistpunt tussen de katholieke orthodoxie en de kathaarse heterodoxie was de rol en de invloed van het Kwaad. De katharen waren de voorbode van een reeks nieuwe denkbeelden over godsdienst en geloof, die uiteindelijk het christendom diep zouden verdelen.

De katharen leunden aan bij de vroege gnostische stromingen van het christendom, en hechtten grote waarde aan de vrijheid van het individu voor zijn eigen verlossing. Zijzelf noemden zich 'goede christenen'. Zij verwierpen alle autoriteit inzake wereldse en religieuze zaken, alsook de gehechtheid aan materiële en aardse goederen. Ze namen vooral aanstoot aan de exuberante rijkdom van de katholieke kerk, en de hebzucht en het wereldse leven van haar autoriteiten. Voor Rome was vooral het laatste een doorn in het oog. Het katharendom was dus de volmaakte afvalligheid, de volmaakte ketterij, die met de grote middelen aangepakt moest worden.

Het was waarschijnlijk niet toevallig dat het katharisme grote aanhang kende in de Languedoc,in het zuiden van het huidige Frankrijk. Alhoewel feodaal georganiseerd, waren zowel adel als het gewone volk er zeer gesteld op onafhankelijkheid en vrijheid, ook van mening en geloof. Ook door katholieke edelen werden de katharen geduld en beschermd. Het was bovendien een rijk gebied, en dus zeer aantrekkelijk voor de edelen van het Noorden die op gebiedsuitbreiding uit waren.

O'Shea beschrijft bijna minutieus hoe deze streek in de loop van een kleine eeuw ten prooi viel aan de hebzucht van zowel kerk als de opkomende Franse staat. Kerk en staat sloegen op voorheen nooit geziene wijze de handen ineen om zowel de ketterij uit te roeien als gebieden onrechtmatig in te palmen. De verdeelde Occitaanse adel slaagde er nooit in voor lange tijd een aaneengesloten front te vormen en de agressie het hoofd te bieden. In hun kielzog werden de katharen systematisch en meedogenloos door de Inquisitie, met de methodes van de latere politiestaat, vervolgd, veroordeeld en vermoord.

Deze indroevige geschiedenis van Middeleeuwse wreedheid, verraad en intimidatie wordt door O'Shea nauwgezet verteld. Het boek leest als een ooggetuigenverslag, en sommige delen als een roman. Vooral de laatste hoofdstukken ontroeren, wanneer de auteur de trieste balans opmaakt van meer dan honderd jaar strijd om het gelijk. "De Languedoc leert ons een les over de gevaren van het absolutisme", schrijft de auteur, en daarin kan ik hem volmondig bijtreden.

Vanaf de 19e eeuw werd de geschiedenis van de katharen geromantiseerd en voorzien van een dikke laag esoterische verzinsels. Dit verhaal komt aan de orde in het nawoord. Dit is een boeiend onderdeel, omdat het een licht werpt op de wijze waarop de waarheid door al te fantasierijke lieden graag verdraaid wordt ter eigen eer en glorie en voor de inkomsten van een streek. Ook nu nog krijgen dergelijke overtrokken geromantiseerde versies veel weerklank bij het grote publiek door spannende samenzweringsverhalen zoals de Da Vinci Code.

Het boek leest over het algemeen vlot. Toch werkt de veelheid van gegevens, zeker op het eind, vaak verwarrend. De protagonisten droegen heel vaak dezelfde naam, en dat maakt het er ook niet gemakkelijker op om de geschiedenis te volgen. Aan het begin van het boek staat wel een lijst met de belangrijkste personages, maar die is toch nog niet duidelijk genoeg uitgewerkt. Een gedetailleerd kaartje van de streek is een handig hulpmiddel om de bewegingen van de verschillende partijen te kunnen volgen. Het werk is degelijk gedocumenteerd, en eindigt met een lijst van bronnen en vaak zeer interessante noten.

© Minervaria

Geen opmerkingen: