ONFRAY, M., Het lichaam, het leven en het lijden. (Vert. Féeries anatomiques: Généalogie du corps faustien) Rotterdam, Lemniscaat, 2004, 320 pp. – ISBN 90 5637 574 1
In dit boek onderneemt de filosoof Michel Onfray een odyssee tegen de heersende idealistische metafysica, die ziel en lichaam scheidt en aan de eerste een meerwaarde toekent. Deze denkrichting gaat terug tot Plato, en wordt door de joods-christelijke traditie dankbaar gebruikt in de discussie over bio-ethische kwesties. Men hanteert dan het 'leven' als criterium alsof het een entiteit zou betreffen die los staat van het lichaam, en meer bepaald van de menselijke conditie.
Hij wil hiermee bijdragen tot een materialistische en hedonistische metafysica, geïnspireerd door de filosofie van Epicurus. Pijn en lijden worden in deze visie gezien als het absolute kwaad, dat op alle mogelijke manieren dient te worden bestreden. De wetenschap is daartoe steeds meer in staat, en moet volgens Onfray deze mogelijkheden maximaal aanwenden. Dit moet resulteren in het faustiaanse lichaam, dat Onfray posthumaan noemt.
Hij huldigt daarbij een utilitarische ethiek: de bio-ethiek moet het geluk van het grootste aantal nastreven.
Onfray zet zich dus radicaal af tegen elke visie die lijden ook maar enigszins zinvol vindt. Als Fransman heeft hij het vooral gemunt op de katholieke kerk, die de verheerlijking van het lijden nog altijd hoog in het vaandel draagt. De ontkerstening van de Westerse beschaving is zijn grote doel.
Zijn betoog bestrijkt alle facetten van het leven, vanaf de conceptie tot en met het sterven. Wij ontstaan uit het niet en gaan naar het niet terug. In de tussentijd worden en zijn wij mens, en worden wij minder mens, een menselijkheid die volledig geworteld is in het lichaam. Op minutieuze wijze ontrafelt Onfray de verschillende stadia waarin wij mens worden, de toestanden waarin pijn en lijden ons menszijn bedreigen, en hoe een hedonistisch en vitalistisch materialisme dit lijden kan verlichten. Met een rechtlijnigheid die soms grenst aan het fanatisme overdenkt hij o.a. abortus, het hele gamma hoogtechnologische medische ingrepen en potentiële mogelijkheden en tenslotte zelfmoord, palliatieve zorg en euthanasie. Euthanasie omschrijft hij zeer terecht als de uitdrukking van een ethiek van het medelijden.
De waarde van dit boek ligt volgens mij in de consequente en doordachte argumentatie vóór epicuristisch levensgenot en tegen alle zinloze pijn en lijden. Respect voor de zelfbeschikking van iedere mens staat centraal, en daar kan ik mij helemaal in vinden. Toch zijn bepaalde stellingen onvoldoende onderbouwd, volgens mij helemaal niet bewezen en eigenlijk ook overbodig – bijvoorbeeld dat de Thanatos (doodsdrift) biologisch onvermijdelijk is.
Negatieve aspecten zijn de barokke woordenvloed, overmatig gebruik van filosofisch vakjargon en het regelmatig gebrek aan structuur in het betoog. Het taalgebruik kon beter verzorgd zijn. Er zijn teveel zinnen zonder werkwoord.
Positief dan weer zijn een verklarende woordenlijst - waarin echter net het kernwoord 'faustiaans lichaam' ontbreekt - en een namenregister.
© Minervaria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten