zondag 7 mei 2006

Pestdamp en bloesemgeur

CORBIN, A., Pestdamp en bloesemgeur. Een geschiedenis van de reuk. (Vert. Le miasme et la jonquille. L'odorat et l' imaginaire sociale 18e-19e siècle – 1982) Nijmegen, Uitg. SUN, 1999 (2e dr.), 382 pp. – ISBN 90 6168 656 3

Waarom hadden dames uit de hogere kringen van de 18e eeuw een waaier? Om zichzelf koelte toe te wuiven, zo denken wij meteen. Fout. Die waaier diende om de lucht in beweging te houden. Want stilstaande lucht, zo meende men in die tijd, was ongezond. Het was een broedplaats van ziekmakende stoffen, die onwelriekende geuren verspreidden.

Voor de ontdekking door Louis Pasteur van micro-organismen als veroorzakers van ziekten, hadden scheikundigen reeds de lucht als chemisch mengsel ontdekt. Men ontwikkelde verschillende theorieën over de samenstelling ervan. De reuk, het zintuig bij uitstek voor het signaleren van gevaar, werd de graadmeter voor de gezondheid van de lucht. Kwalijk riekende dampen werden ervan verdacht ongezonde 'miasmen' te bevatten, die de mensen ziek maakten. Stank werd gelijk gesteld aan dood en rotting. Ook water werd meegesleurd in deze fantasmen.

Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw groeide daardoor een ware obsessie voor reukzintuigelijke gewaarwordingen, die pas een eeuw later zou bedaren. Vooral in hogere, en later burgerlijke, kringen ontwikkelden mensen een overgevoeligheid voor geuren en intolerantie voor stank. Vooral faecalieën moesten het ontgelden. De literatuur van deze tijd (bv. Flaubert, Balzac) staat bol van de geurwaarnemingen. Om de kwalijke dampen te verdrijven, die men verantwoordelijk achtte voor ziekten en epidemieën, werden allerlei, in onze ogen lachwekkende, strategieën bedacht: van het gebruik van zware parfums over machines om de lucht in beweging te houden tot grootscheepse architecturale projecten om de stad te ontdoen van dierlijke en menselijke mest en afval. Pas later werd geur ook een sociaal item: men begon aan de opvoeding en disciplinering van 'het volk'.

Deze evolutie heeft, ondanks het foutieve uitgangspunt, toch geleid tot de sanering van de leefruimte waarvan wij nu nog profiteren. Het moderne ecologisch bewustzijn is er een uitloper van, zij het vanuit de modernere inzichten uit scheikunde en biologie.

Corbin heeft een stukje unieke sociale geschiedenis geschreven, dat in de traditionele literatuur over economische en politieke ontwikkelingen nooit aan de orde komt. Nochtans heeft de 'ontgeuring' van de 18e eeuw een enorme invloed gehad op ons dagelijks leven.

Zijn betoog omvat 3 delen. In het eerste deel beschrijft hij hoe de intolerantie voor geuren zich heeft gemanifesteerd. Drijvende krachten hierachter zijn de recente ontdekkingen van de chemie en – onder invloed van de ideeën van de Verlichting – de toenemende individualisatie. Door de laatste evolutie wordt (de geur van) de andere als 'anders' opgemerkt. Het is subliem te lezen hoe groot en plastisch de woordenschat was van geleerden en schrijvers waarmee zij geuren van alle slag beschreven.

In een tweede deel vertelt de auteur welke omvangrijke en onrealistische projecten werden voorgesteld en ontwikkeld in dienst van de ontgeuring. Hij beschrijft ook hoe de realisatie van deze projecten werd tegengewerkt door hardnekkige en tegenstrijdige opvattingen over geuren bij zowel geleerden als bij het volk.

Tenslotte bespreekt hij de sociale implicaties van de obsessie met geuren: het onderscheid tussen geslachten, standen en klassen, stad en platteland, de maatschappelijke omgangsregels, de opkomst van de burgerlijke cultuur, en daarmee samenhangend de schaamte.
Als wij leven zoals wij het nu gewoon zijn, dan is dit door deze ommezwaai van de 18e-19e eeuw, en onder invloed van de geurgevoeligheid van onze voorouders.

Het boek geeft ook inzicht hoe wetenschappelijke fantasmen een hele maatschappij in beweging kunnen brengen en het aanzien ervan op relatief korte tijd grondig kunnen beïnvloeden. Meteen houdt dit ook een waarschuwing in voor een al te onkritische houding tegenover 'wetenschappelijke' ontdekkingen. Het is opmerkelijk hoe gedurende een eeuw de meest vooraanstaande geleerden zich lieten meedrijven op de mythes van de geur.

Het werk is ontzettend grondig gedocumenteerd, en de lectuur bijwijlen echt hilarisch. De auteur beperkt zich tot de ontwikkelingen in Frankrijk en meer bepaald die in Parijs en een paar andere steden. In het buitenland (Engeland, België, Nederland) was deze evolutie reeds vroeger gestart.

Vlot geschreven met Franse slag en veel aandacht voor details.

© Minervaria

Geen opmerkingen: