VAN OVERTVELDT, J. Marktzege(n). Zes aanklachten tegen het antiglobalisme. Kapellen, Uitg. Pelckmans, 2002, 165 pp. – ISBN 90 289 3203 8
De kritiek van de antiglobaliseringsbeweging is vaak zeer goed bedoeld maar slecht bedacht, zegt M. Eyskens in zijn uitgebreid voorwoord van dit boek. Niet gehinderd door enige bescheidenheid, stelt hij dat de auteur in feite een pleidooi houdt voor de visie die hij zelf sedert jaren heeft verdedigd.
Het boek van Van Overtveldt gaat hoofdzakelijk over de economische aspecten van de globalisering, hun sociale gevolgen en de wijze waarop de socio-economische implicaties ervan leiden tot een intellectuele en politieke stellingenoorlog. Dat de globalisering enorm ingrijpende gevolgen heeft voor mensen, ontkent de auteur niet. Maar hij vindt dat de bezwaren van de antiglobalisten onterecht zijn en niet gebaseerd op objectieve gegevens.
In zes hoofdstukken weerlegt hij de evenveel belangrijkste aanklachten van de antiglobalisten tegen de mistoestanden die de globalisering en de vrije martkteconomie zouden creëren. Hij baseert zich hiervoor op de bezwaren zoals die door de harde kern van de beweging worden geformuleerd. Hij vindt dat de vrije markteconomie (veel) meer voordelen biedt dan nadelen. Zijn argumenten zijn van economische aard, en hij gebruikt nogal eens de geëigende vakterminologie. Het vraagt dus van een niet-econoom regelmatig enige inspanning om het betoog te volgen.
In een afsluitend hoofdstuk geeft hij een 'alternatieve agenda' mee. Daarin komen een aantal beleidssuggesties aan de orde die de maatschappelijke voordelen van een vrijemarkteconomie nog verder kunnen doen toenemen, ook voor de landen die voor hun sociaal-economische ontwikkeling nog een lange weg te gaan hebben.
Het was interessant om als afwisseling op de werken van critici van de globalisatie, een werk van de tegenpartij te lezen. Het moet gezegd: de argumentatie van Van Overtveldt is goed gestructureerd en degelijk onderbouwd. Zijn kritiek is vaak terecht. Toch kan hij mij niet echt overtuigen van zijn standpunt, hij heeft hoogstens bijgedragen tot nuancering en aanvulling ervan.
In zijn analyse gaat hij uit van een utilitaristisch gezichtspunt. Dit stelt globale toe- of afname van welvaart centraal, maar negeert de verschillen tussen mensen en groepen mensen en hun kansen om welvaart te verwerven. Ook al zeggen de cijfers dat er globale vooruitgang is in een samenleving, ze zeggen niets over hoe deze groei er is verdeeld. De realiteit achter de cijfers kan er voor verschillende groepen en personen wel eens heel anders uitzien. Als macro-econoom hanteert hij vooral cijfers over lange periodes en grote gehelen. Die cijfers kunnen dan correct zijn, maar ze verdoezelen de menselijke factor waaraan de economie volgens mij dienstbaar dient te zijn. Ik mis ook de wederkerige en complexe beïnvloeding van de economische realiteit, i.c. de vrijemarkteconomie, en talloze andere persoonlijke en maatschappelijke bestaanscondities (bv. de noodzaak aan steeds meer flexibiliteit van werknemers, de invloed op de verschillende levenssferen, het verschil tussen mannen en vrouwen) die betrekking hebben op het welzijn.
Macro-economie houdt geen rekening met de schommelingen in het bestaan van mensen hier-en-nu en op korte termijn. Dit is nochtans waar mensen in de loop van hun leven mee te maken hebben. Als mensen alleen het vooruitzicht hebben dat het binnen enkele generaties beter zal gaan, waarvoor dient dan de economie?
Typerend voor de rabiate voorstanders van de vrijemarkteconomie is de triomfalistische (de titel is veelzeggend) en vrij arrogante terminologie die de auteur gebruikt t.a.v. het antiglobalistische gedachtegoed en zijn voorstanders. Hij verwijt hen ideologische kortzichtigheid en misleiding. Hij suggereert en stelt dat zij cijfers en onderzoeksgegevens manipuleren in functie van verborgen en misleidende ideologische doeleinden: de antiglobalisten zijn in hoofdzaak collectivisten met een totalitaire agenda, oftewel communisten après la lettre. Volgens mij zijn dat vooronderstellingen, waarvoor hij geen bewijs levert. Er is ook geen bewijs dat de cijfers die hij zelf naar voor schuift wél degelijk objectief zijn. Ze zijn zelfs vaak afkomstig van een instantie die inzake globalisering een toch beperkte credibiliteit heeft, nl. de Wereldbank.
Van Overtveldt ontkent niet de uitwassen van de vrijemarkteconomie en de globalisatie, en kent net als Stiglitzaan de overheid een taak toe om het systeem in goede banen te leiden. Maar hij gaat niet in op het reële probleem dat eender welke overheid momenteel heel veel moeite heeft om zich onafhankelijk genoeg op te stellen ten aanzien van private financiële en handelsbelangen om de belangen van de burgers volledig te behartigen. Ik denk hierbij aan de huidige trend van privatisering van dienstverlenende overheidsbedrijven. Concurrentie is vaak gunstig voor innovatie, maar niet altijd. Er moeten altijd voldoende garanties zijn voor een rechtvaardige verdeling van goederen en diensten. En dit schiet er nogal eens bij in.
© Minervaria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten